Photo credit: loarie via VisualHunt / CC BY

Branta ruficollis (Pallas 1769: Anser ruficollis). Eng. red-breasted goose. Ned. roodhalsgans.

In ruficollis zitten Latijn rufus: rossig/roodbruin, en Latijn collum: hals (in samenstellingen -collis). Vergelijk dezelfde naam in tachybaptus ruficollis voor de dodaars, óók van Pallas. De roodhalsgans heeft een roestbruine oorstreek, hals en borst - door de witte omlijsting ervan een opvallend kenmerk, hoewel vooral van dichtbij.

Aan het begin van zijn grote reis door Rusland en Siberië in de jaren 1768-1774 ziet Pallas een exemplaar in een verzameling te Sint Petersburg, maar zonder de dan al gebruikelijke linneaanse naam. In 1769 schrijft hij: in Siberië leven immense aantallen watervogels, ik stel er nu een voor die er niet overál voorkomt, een erg mooie: een “elegantissimam [...] speciem” (VI-21). Hij noemt hem anser ruficollis. In 1776 geeft hij als zijn Duitse naam rothhalsgans.

Frisch 1733-1763 had al een kleurtekening van de roodhalsgans, maar zijn tekst suggereert dat het een exemplaar uit een privé-verzameling was (vergelijk Sint Petersburg). Iets eerder, rond 1680, staat de vogel op ‘Het drijvend veertje’, een schilderij van Melchior d’Hondecoeter.

Hij zou ook al bekend kunnen zijn geweest in het oude Egypte. Er bestaat in ieder geval een sterk gelijkende afbeelding, van wat inmiddels 'de Meidoem gans' heet. Maar sommigen denken dat het ook een nu niet meer voorkomende ándere ganzensoort zou kunnen zijn (en enkelen denken aan een vervalsing). Mocht het de roodhalsgans zijn: kon hij er toen, door een ander klimaat, hebben gebroed? Tegenwoordig broedt hij in Siberië, overwintert (vooral) aan de westkust van de Zwarte Zee. Overwinterden er lang geleden ook in Egypte, in de delta van de Nijl? En 'hield' men ze dan ook, vanwege dat mooie kleed?

-

Enkele andere namen voor de roodhalsgans (de codes zie op Home):

(U) Russisch tsvetnaja kazarka: kleurige gans (voor kazarka zie bij tadorna ferruginea).

(G) Ostjaaks tschakwoi, Samojeeds tschagu, opgetekend in Pallas 1776. Bij tschakwoi voegt hij toe: “a voce”, ‘vanwege de stem’ (p.701). De naam past bij hun duidelijk tweelettergrepig ki-kwoi. Bij tschagu voegt hij niets toe, maar waarschijnlijk was ook dat een klanknabootsing. Ostjaaks en Samojeeds zijn enkele van de talen van de inheemse Siberische volkeren.

(V) Nederlands russische gans, Engels siberian goose.