Photo Credit: forpus1 Flickr via Compfight cc

Egretta garzetta (Linnaeus 1766: Ardea garzetta). Eng. little egret. Ned. kleine zilverreiger.

Gesner 1555 schrijft bij zijn ardea alba (in het Duits wysser reyger) dat er twéé zilverreigers zijn, een kleine en een grote, en dat de Italianen de kleine garzetto noemen (“minorem alteram quae ijsdem garzetto [...] nominatur”, p.208). Aldrovandi 1603 schrijft bij de kleine: “in vallibus nostris [vooral de Po-vlakte bij hem] Garzetta & Garza bianca appellatur” (p.393). Italiaans garza bianca: witte reiger.

Italiaans garzetta is al vóór 1500 opgetekend. Het was een verkleining van garza, een overgenomen Spaans garza: reiger, in 1251 was er Spaans garça. Andere verkleiningen zijn: Spaans garzota, garceta, en Italiaans garzella. Alle betekenen reigertje, zoals ook egretta dat betekent, zie aldaar.

Corominas 1984-1991 herleidt garza tot een klanknabootsend *karkia. Verwant acht hij onder andere Pruisisch kerko voor de fuut, Russisch kretsjet voor de giervalk, Bretons kerc’heiz en Cornish cherhit voor ‘reiger’. Bij een klanknabootsend *karkia ben je geneigd aan de blauwe reiger te denken, zoals bij egretta het klanknabootsende *kraikr- idem aan de blauwe reiger doet denken. We hebben dan het unieke geval dat klanknabootsend ‘reiger’ (in de huidige wetenschappelijke namen voor de reigers toch al alleen bij de kleine zilverreiger terechtgekomen, tenzij .. zie bij ardea ..) alhier in beide naamsdelen zit, bovendien in beide als een verkleining. En egretta garzetta betekent dan: reigertje reigertje.

Ouder dan garzetta is mogelijk Nederlands witte reygher uit 1361: het kan een naam voor de kleine zilverreiger zijn geweest. Nog ouder is Grieks erodios leukos: witte reiger, een naam voor waarschijnlijk alle witte reigers, vergelijk leukerodios bij de lepelaar, platalea leucorodia. Nog ouder: de kleine zilverreiger komt op Egyptische muurschilderingen voor.

-

Enkele andere namen voor de kleine zilverreiger (de codes zie op Home):

(U) Lokaal Italiaans airuneddu biancu: wit reigertje, airuneddu is waarschijnlijk een verkleinvorm (bij Italiaans airone, reiger). Lokaal Italiaans cicognetta: ooievaartje, gevormd met hetzelfde verkleinende -etto (bij Italiaans cicogna, ooievaar).

(U) Duits gelbzehiger reiher, vermeld in Naumann 1838. De tenen van de gróte zilverreiger, casmerodius albus, zijn donker tot zwart, die van de kleine zijn van een opvallend geel, onder zwarte poten.

(G) Provençaals bardet, volgens Mistral 1878, ‘Lou Tresor dóu Felibrige’, een naam voor als ze de rugveren opgericht hebben, opgericht als een 'bardelle', een zadelsoort.

(?) Russisch tsjepoera-noezjdatsjepoera betekent reiger, noezjda is nood (noezjdát’sja: gebrek lijden). Pallas 1811 kende noezjda al, als een naam 'bij Kozakken aan de Jaik' ("Cosaccis ad Jaïcum Nushda", II-122), de Jaik was de oude naam van de rivier de Oeral, die van het gebergte met die naam naar de Kaspische Zee stroomt. Is het een naam voor de geluiden in de kolonies? Ze kunnen doen denken dat de vogels voortdurend in nood zijn. Maar het kan ook heel goed een naam voor het kleine zijn, dat hij ‘gebrekkig’ is vergeleken bij de grote zilverreiger. Pajevski 2018 denkt dat het om dat kleinere gaat (en stelt dat tsjepoera verwant is met tsaplja zie bij ardea cinerea).