Photo credit: BioDivLibrary on VisualHunt

Scolopax rusticola Linnaeus 1758. Eng. woodcock. Ned. houtsnip.

Latijn rusticula stond bij de Romeinse schrijvers Plinius en Martialis, de variant rusticola is later aangetroffen. Vaak dacht men dat de houtsnip was bedoeld.

Plinius schreef, in een paragraaf over hoe vogels bewegen: “currunt, ut perdices, rusticulae”, sommige vogels rennen, zoals de patrijzen en de rusticulae (X-111). De houtsnip wordt dan onwaarschijnlijk: het is geen loopvogel, zoals patrijzen dat zijn. Keller 1913 opperde de rode patrijs. Svensson 2010 typeert deze met: “Waakzaam en rent bij verstoring snel weg”. De steenpatrijs ook, en een van deze twee was het dan misschien.

Sommigen herleiden rusticola tot Latijn rus: land, en colere: bebouwen, bewonen, en dan gaat het om 'landbewoner', 'landman', vergelijk bij falco rusticolus voor de giervalk. Misschien ligt het meer voor de hand de naam te zien als de vrouwelijke vorm van rusticulus, wat een verkleining is van rusticus: landman. Dan gaat het om: 'landmannetje'.

Dit ‘land’ kan op vele soorten slaan, maar zeker ook op de rode patrijs (de houtsnip is een vogel van het bos). Maar het kan ook zijn dat het om ‘wilde vogel’ ging, vogel van ‘wilde gebieden’, vergelijk bij falco rusticolus en emberiza rustica en zie wilde eend bij de wilde eend, anas platyrhynchos, en dan past de steenpatrijs.

Door rennen kan men ook nog aan kwartel of kwartelkoning denken (maar de laatste is geen vogel van Spanje, waar Martialis vandaan kwam, de rode patrijs wel). Wember 2007, mogelijk uit wanhoop: rusticola staat voor ‘stevig’, ‘robuust’, wat een nogal wilde interpretatie van landman is, bovendien geeft hij geen uitleg over de relatie met de vogel (de dikte?).

Belon 1555 ziet in rusticula de kwartelkoning, Gesner 1555 de houtsnip, en men volgt hém, ook Linnaeus. Gesner noemt de houtsnip naast rusticula ook rusticula sylvatica, geïnspireerd door Duits waldschnepff en holtzschnepff, bossnip en houtsnip.

Misschien is scolopax nepa een idee. Bij Van Cantimpré ±1240 staat een van de oudste namen voor de houtsnip: nepa, een naam die op een of andere manier in verband zal staan met Nederlands snep, snip. Onder andere doordat hij een ‘geliefd wildbraad’ was, gold de houtsnip als dé snip, in de tijd van Van Cantimpré waren er al diverse volksnamen voor. De bekendheid blijkt ook uit de kleurtekening die Aldrovandi er voor 1600 van liet maken: op de plaat staan 14 namen voor de soort.

-

Enkele andere namen voor de houtsnip (de codes zie op Home):

(U) Duits schnepffhun, in Gesner 1555, hoen voor het dikke (of door Aristoteles, zie bij scolopax).

(U) Frans bécasse, waarin ‘bek’ zit, zodat het een naam is voor de lange spitse snavel, waarvoor ook snip gegeven werd, zie snip bij gallinago gallinago, en mogelijk ook scolopax, zie bij scolopax.

(G) Het mannetje heeft in de baltsvlucht een zacht knorrend kikkerachtig ò-ò-kwarà, gevolgd door een hoog niezend tswiep. Zweeds knispa en Noors knispfugl zijn namen voor dat laatste. De geluiden sámen zitten in Zweeds knortknispa en Deens knurremurrepist. Het knorrende alleen zit in Noors rugde, een naam die verwant is met rochelen, en zit ook in Oudengels hrucge, een naam die waarschijnlijk verwánt is met rugde. In Noord-Duitsland opgetekend is morkmork. Een Russische naam is chorchor

(V) N houtsnip. Anders dan de andere drie Europese snippen broedt de houtsnip in het bos, ‘het hout’. Uit 1377-1378 stamt de oudste vermelding van de naam, het meervoud houtsneppen. Gesner 1555, vergelijk hogerop, had Duits holtzschnepff, maar ook Duits waldschnepff. De officiële Engelse naam is woodcock: boshaan, teruggaand op Oudengels wuducocc 11e eeuw. Voor haan vergelijk hoen in schnepffhun.

(V) Fins kyntölintu, betekent waarschijnlijk 'lentevogel' (lintu: vogel, kyntö: geploegde grond, akkers, waarop de houtsnip niet zit, maar een afleiding bij kyntö is kyntökuu: ‘de maand mei’, en kyntölintu wordt ook opgegeven voor enkele andere vogels die in Finland in de lente arriveren). Picardisch toussinette, meestal in het meervoud gebruikt, zoals véél jagersnamen. Rond Toussaint, Allerheiligen, arriveerden er vele uit het Noorden. De jagers stonden klaar.

(V) Zweeds kvällknort, kväll is de avond, voor knort zie hierboven. De houtsnip is een vogel van in het bijzonder de avondschemering, en ook het knorrende baltsgeluid hoor je vooral dan.

(?) Frans oiseau lunatique, een bijnaam bij Franse jagers. La lune is de maan, lunatique betekent gek, waanzinnig, maanziek. De naam zou gegeven zijn voor het grillige vliegen tijdens de balts, of wanneer hij opgeschrikt wordt, anderzijds: de houtsnip is ook een vogel van de avondschemering. Buffon 1770-1783 noemt de maan twee keer: bij ‘clair de lune’ zoeken ze lopend voedsel, en jagers noemden de volle maan van november ‘la lune des bécasses’, want dan vingen ze er veel. Ze lieten zich mákkelijk vangen, Ray 1678 schreef al: “Among us in England this bird is infamous for its simplicity or folly”, onnozelheid of dwaasheid (p.290).