Knobbelzwaan. Photo credit: kyptanuy on VisualHunt.com

Cygnus Bechstein 1803

Latijn cygnus, zwaan, was een latinisering van Grieks kuknos, werd daardoor meestal als cycnus geschreven. Aristoteles zei over de soort: een vogel met zwempoten, leeft bij meren en moerassen, kan een gevecht met de arend aan, leeft lang, en zingt voor het sterven (vergelijk de ‘zwanenzang’ bij cygnus olor, de knobbelzwaan). Het witte verenkleed noemde hij niet. Andere Griekse schrijvers deden dat wel en vaak was de kuknos bij hen het zinnebeeld van de witheid (Thompson 1936, Arnott 2007). Kuknos was blijkbaar een zwaan.

Afbeeldingen op Griekse vazen en munten laten zien dat de Grieken knobbelzwaan en wilde zwaan kenden, hoewel ze ze vrij zeker niet als soorten zagen, kuknos zal een algemene naam zijn geweest. Door de overdonderende witheid duurt het sowieso lang voordat men soorten ziet. Willughby 1676 is in wezen de eerste, zie bij de wilde zwaan, cygnus cygnus, maar ook na hem duurt het nog lang voordat het echt daagt.

Taalkundig is er over kuknos verschil van mening. Een enkeling ziet er een klanknabootsing in, door Russisch ku-ku (кы-кы), waarmee men het geroep van wilde zwanen aanduidde. Anderen zien verwantschap met Latijn canere: zingen, kuknos zou een naam zijn voor ‘zingend’ vleugelgedruis. De meesten zien er ‘de witte’ in, op grond van vergelijkingen met woorden uit het Oudindisch. Beekes 2010 geeft als ‘stam’ waar kuknos op teruggaat *(s)keuk-: ‘lighten, be white’. Het past mooi bij ‘zinnebeeld van de witheid’.