Pluvialis apricaria, goudplevier. Photo credit: Ulrich Latzenhofer via VisualHunt.com / CC BY-SA
Pluvialis Brisson 1760
De namen puvialis, Nederlands plevier, en Duits regenpfeifer (regenfluiter), zijn voor vele soorten gebruikt, maar in het bijzonder wel voor de plevieren, en als eerste in het génus had Brisson de goudplevier. Latijn pluvialis betekende: van de regen, of: regen brengend (Latijn pluvia: regen). Bij Van Cantimpré ±1240 stáát pluvialis al, en waarschijnlijk juist voor de goudplevier: de vogel is dik, bijna zo groot als een patrijs, en is een mix van saffraangeel, zwart en wit. De goudplevier is dus een regenvogel (maar in de soortnaam apricaria een zonvogel, zie bij pluvialis apricaria).
Diverse soorten zijn regenvogel genoemd. De merel, de wielewaal, de rode wouw (met als oud Frans versje “Quand il cry Huy, huy, Il annonce la Pluye”), de groene specht (Engels rayn byrde 1544, druïden gebruikten de groene specht om regen te voorspéllen), en de wulp (Duits regenvogel 15e eeuw, ook Nederduits regenwölp, maar door Frisch 1763 en Bechstein 1793 komen deze namen, eigenlijk onterecht, bij de regenwulp, numenius phaeopus). Het gemeenschappelijke van genoemde soorten is: men dacht dat hun roep regen aankondigde. Bij sommige kón je dat inderdaad denken, zie bij ‘huy’ van de rode wouw, lijkend op Frans pluie: regen (uit genoemd pluvia). De achtergrond lijkt te zijn: de boer was afhankelijk van zon en regen en bij gebrek aan weerberichten deden de vogels dienst. Als de kippen harder kakelden kreeg je regen, zei men.
Pluvialis voor de goudplevier zou gebaseerd kunnen zijn op het feit dat de vogels bij ons arriveren in de tijd van de regens, de herfst. Van Cantimpré beschrijft het vangen in dat seizoen. Bij de goudplevier was dat in onder andere Friesland het beroemde wilsterflappen. Maar het klaaglijke fluitende tluui van de goudplevier, bij ons in de winter te hóren, lijkt óók op pluie. Plevier was dan misschien een klanknabootsing, maar mede gevormd door het idee dat hij de regen zou óproepen. Roet in dit eten echter gooien de Oudfranse vormen plovier en plouvier van rond 1150, de namen die de básis waren van Frans pluvier, Nederlands plevier, Engels plover - en die Van Cantimpré mogelijk inspireerden, al verwacht je dan eerder de latinisering *pluviarius. Wel passen plovier en plouvier bij Oudfrans ploviner en plouviner: regenen. Dan toch een regenvogel? Of er was een oorspronkelijke naam *pluwie, die door de gelijkenis met Volks Latijn *pluia (regen), en later onder invloed van Oudfrans ploviner/plouviner, plovier/plouvier werd. Dan zou het van oorsprong toch een klanknabootsende naam zijn. Wat bij deze vogel heel goed kan.