Ransuil, G. E. Lodge. Photo credit: Internet Archive Book Images on Visualhunt.com

Asio Brisson 1760

Latijn asio was een schrijfwijze van Latijn axio, de eigenlijke naam, een die door Plinius gelijkgesteld werd met Grieks otos (daarover zie bij asio otus). Over de axio zei Plinius: hij is groter dan de steenuil, kleiner dan de oehoe, heeft ‘gevederde oren die hoog uitsteken’, ‘heet daarom otos’ (van Grieks ous: oor), ‘maar bij ons heet hij bij sommigen axio’. Het zal de ransuil zijn geweest. Dwergooruil, ransuil, oehoe zijn in oplopende grootte de uilen met opvallende ‘oorpluimen’, veren die bij balts of gevaar omhoog kunnen (maar die geen oren zijn). De dwergooruil is kleiner dan de steenuil.

Door de vorm asio is voor de betekenis ooit aan ‘ezel’ gedacht (Latijn asinus: ezel). Mooi staat dat bij Pitiscus 1738: asio “zekere nachtvogel, die opstaande veêren aan ‘t hoofd heeft als ezelsooren, waar van daan hy by de Latynen zynen naam gekregen heeft”.

Gesner 1555 verbond met Latijn auris: oor, maar qua vorm kan dat niet. Wel kan Latijn actio, handeling, verrichting, maar dan is de betékenis een probleem (wie verricht er niets?). De Vaan 2008: misschien is axio te verbinden met de wortel van Latijn acus: naald. Die wortel staat voor ‘spits’ en axio zou dan “the pointed one” zijn. Het was dan een naam voor de oorpluimen.

In huidig Italië zitten nazaten van axio bij de ransuil en bij de dwergooruil, wat doet denken dat het om een algemene naam ging (misschien al bij de Romeinen). Bij de oehoe echter zit het naamtype niet. De reden zou kunnen zijn dat Latijn bubo voor de oehoe, zie bij bubo bubo, als opvallende, krachtige klanknabootsing, sterker was, en axio verdrong, of er geen plaats aan bood (en dat het latere Italiaanse gufo voor de oehoe dat met de nazaten deed). Opvallend tot slot is dat bij ándere uilen het naamtype niet voorkomt. Ook dit pleit voor: ‘de puntige’.