Surnia ulula, J. L. Ridgway. Photo credit: BioDivLibrary via Visual hunt / CC BY

Surnia Duméril 1806

De status van surnia is onduidelijk. Coomans 1947, Cabard 1995 en Gotch 1981 konden de naam niet eens vinden, dachten dat Duméril hem verzonnen had. Jobling 1991: ‘misschien is het een ingekort anagram van strix funerea’, de naam waarmee Linnaeus in 1758 de ruigpootuil benoemde, aegolius funereus, maar de editie van 2010 geeft dit idee weer op.

Wember 2007 geeft surnia alsof het een Griekse naam was en Jobling citeert van iemand dat er een Grieks surnion gevonden was in een ornithologisch woordenboek van 1920, met daarbij: ‘naam voor een uil’. Thompson 1936 en Arnott 2007 geven geen surnia of surnion.

Voor oudere schrijvers bestond de naam wél. Belon 1555: ‘wat de Romeinen strix noemden, noemden de Grieken syrnia’. Gesner 1555 heeft ongeveer hetzelfde, met als variant syrnium. De naam staat ook in Stephano’s “Thesaurus graecae linguae” van 1831-1865, met in het meervoud erachter: “Striges. Aves inauspicatæ”, ‘Uilen. Vogels die een voorteken zijn’ (dat stond achter elke uilennaam).

Door drie vermeldingen ga je toch denken dat de naam bestond. Op de een of andere manier. Misschien.

Glardon 1997 schrijft: surnia “est un synonyme corrompu de strix tiré de Festus” (p.404), is bij de Romeinse schrijver Festus een ‘bedorven’ synoniem van strix. Als dit klopt, dan was het een spooknaam. Niet verzonnen, maar ook niet echt. Een andere bron geeft slechts dat surnia bij Festus een synoniem van strix was.

Met enige goede wil kan men in surnia een klanknabootsing zien van de hese geluiden van de kerkuil, tyto alba. Opvallend: Desfayes 1998 gééft hem voor de kerkuil, en oppert 'klanknaam' (geeft de naam als Laat Latijn, geen nadere informatie over de vindplaats). Duidelijk is één ding: voor de alleen in Scandinavië en Noord-Rusland levende sperweruil, surnia ulula, was het bij Grieken of Romeinen geen naam. Duméril had een genusnaam nodig, omdat hij de sperweruil en andere uilen met een lange staart uit het genus strix wilde halen. En in de boeken vónd hij een naam. Hij geeft het nieuwe genus zo: “Le genre surnie (surnia)” (p.34). Frans surnie kan doen denken dat dáár dan het begin van de naam zat, maar Duméril gebruikt het als vertaling van surnia, omdat hij voor de soorten die hij in het genus wilde hebben, geen Franse naam had.

Een Franse pagina op Wiktionnaire geeft: Frans surnie van Grieks συρνια, sírnia (‘vogel die iets slechts voorspelt’). Het zou in Bellynck 1864-1865 opgetekend zijn. Maar bij de oude Grieken blijft de naam onvindbaar.