J. G. Keulemans, de scharrelaar. Photo credit: Internet Archive Book Images via Visualhunt.com / No known copyright restrictions

Coracias Linnaeus 1758

Grieks korax is de raaf, Grieks korakias was een naam bij Aristoteles voor de alpenkraai, pyrrhocorax pyrrhocorax, ‘een kauwensoort, de grootte van een kraai, de snavel rood’ (Aristoteles: ‘phoinikorhunchos’). De naam betekent: de raafachtige. Maar bij coracias garrulus, de scharrelaar, is het niet een naam die je direct verwacht.

Voor Belon 1555 en anderen is korakias idem de alpenkraai. En bij upupa pyrrhocorax, de alpenkraai, schrijft Linnaeus 1758 dat zijn voorgangers hem pyrrhocorax en coracias noemden. Evengoed maakt hij er in dat jaar een genusnaam van, voor een groepje van zes, waarbij scharrelaar en wielewaal zitten, maar niet de alpenkraai (Houttuyn 1762: “‘t Geslagt der Scharlaaren”, p.329). Linnaeus volgt een traditie.

In de geschriften van de oude Grieken en Romeinen is de opvallende scharrelaar vreemd genoeg niet echt te vinden. Van later (na de klassieke Romeinse schrijvers) is er wel Latijn pica maritima, hier op te vatten als ‘vreemde gaai’. Zo bracht men de niet goed te plaatsen vogel ergens onder: bij de gaaien. Gesner 1555 doet vervolgens iets wat (maar het kan ook toeval zijn geweest) in het verlengde hiervan lag, zie bij de soort: hij zet de scharrelaar in een ‘gaaien’-groepje. Door bouw en geluiden zag en hoorde men overeenkomsten met gaaien/kraaien. En de scharrelaar had al méér namen in deze richting, bij Gesner zelf bijvoorbeeld wilde holtzkrae: wilde houtkraai, en cornix coerulea: blauwe kraai. Weliswaar verhuist de scharrelaar zo nu en dan, maar altijd blijft hij bij de gaaiachtigen/kraaiachtigen.

Linnaeus volgt deze ‘traditie’. Hij plaatst zijn genus coracias direct na het genus corvus (raaf). Houttuyn 1762: “De Geslagtnaam Coracias [...] wordt door Linnaeus gegeven aan eenige Vogelen, die van de Raaven alleen verschillen doordien de Bek aan de punt is omgekromd, en aan ‘t Grondstuk van Borstelhairtjes ontbloot” (p.329). Kortom: de scharrelaar hoort bij de kraaiachtigen/raafachtigen. Linnaeus heeft alleen nog een naam nodig om dit uit te drukken. En hij neemt er een die bij die soorten zát, coracias misschien omdat hij wist wat dat betekende: de raafachtige.