Zeekoeten. Photo credit: fveronesi1 via Visualhunt / CC BY-NC-SA
Uria Brisson 1760
De genusnaam uria gaat terug op Grieks ouria, waarover alleen iets gezegd wordt door Alexander van Myndos, wiens werk alleen bekend is doordat Aelianus en Athenaeus eruit citeerden. Athenaeus: ouria is een eend met de kleur van vuile pottenbakkersaarde, niet veel kleiner dan dé eend, en de snavel is lang en dun. Er is gedacht aan de krakeend (Arnott 2007), aan een van de duikers (Thompson 1936), aan de fuut (Belon 1555), en aan de dodaars (Gesner 1555); ‘eend’ zegt niet per se dat het een eend was, ook andere watervogels werden soms eend genoemd. Als ‘dé eend’ de wilde eend was, is de dodaars te klein (wat Gesner zelf trouwens ook vond). De kleinste van de duikers, de roodkeelduiker, past qua grootte enigszins, maar komt bij Griekenland zelden voor. Lunczer 2009 denkt, gezien de context waarin Athenaeus de vogel noemde, dat het een duikende soort kan zijn geweest, en de krakeend valt dan af, qua snavel toch al niet de meest voor de hand liggende. Een van de alken was het trouwens ook niet, bij Griekenland komt geen ervan voor, zelfs niet in de winter. De fuut van Belon, die past wel, een fuut winterkleed althans. Kleur, grootte én snavel passen.
Een etymologie van ouria is er niet. Er is gedacht aan Grieks oureo (urineren) en aan Latijn urinari (duiken), maar Beekes 2010 stelt dat het taalkundig niet kan. Chantraine 1968 schreef het al: de etymologie is onduidelijk.
Brisson maakt van uria het genus van de zeekoeten, waarin hij als eerste dé zeekoet heeft. Hij baseert zich op de uria van Gesner, legt het ook uit (VI-71): ‘Gesner zegt dat de Grieken de zeekoet ouria noemen’. Maar Gesner kénde geen zeekoet, en bedóelde de dodaars. De beschrijving bij Athenaeus kun je eventueel op de zeekoet van toepassing achten, maar Gesner erbij halen moet een misverstand zijn geweest. Bij de zwarte zeekoet, cepphus grylle, die Brisson óók in uria zet, citeert hij Möhrings uria. Möhring 1752 gebruikte de naam als genus voor de zwarte zeekoet. Misschien sterkte dit Brisson in het idee dat hij op het juiste spoor zat. Bij allen speelde waarschijnlijk ook een rol dat ze door urinari aan de betekenis duiker dachten. Gesner had die etymologie geopperd.
Het uiteindelijke gevolg is dat zeekoet en kortbekzeekoet, uria aalge en uria lomvia, opgescheept zitten met een naam die bij de Grieken nooit voor deze noordelijke vogels kan hebben gestaan.