Ficedula cannabina, fig-eater, Albin 1738. De soort? Photo credit: Internet Archive Book Images via Visualhunt / No known copyright restrictions
Ficedula Brisson 1760
De waarschijnlijk oudere vorm van de Latijnse vogelnaam ficedula was ficetula. André 1967 verbindt deze met Latijn ficetum: aanplanting van vijgenbomen (Latijn ficus: vijg, vijgenboom). De vorm ficedula lijkt ontstaan te zijn onder invloed van Latijn edere: eten, waardoor ficedula eeuwenlang als 'vijgeneter' werd geïnterpreteerd. Pitiscus 1738 heeft het nog: ficedula is “Een vogel die gaarne vijgen eet”. Maar ook sommige recente auteurs vatten de naam nog zo op. Eerder is het: vijgvogel.
Plinius stelde ficedula gelijk aan Grieks sukalis, een naam bij Aristoteles (Grieks sukon: vijg, dus ook al: vijgvogel). Het zou dan moeten gaan om een vogel die men vijgen zag aanpikken, of die men in vijgenboomgaarden zag nestelen, wat een lange lijst geeft: diverse soorten broeden in boomgaarden of eten op de trek in de herfst van rijpe vijgen of bessen. Maar Aristoteles gaf de sukalis samen met de melankoruphos: zwartkruin, en schreef, hoewel het een cryptogram lijkt, dat de sukalis, ‘die er is als het herfst is’, aan het eind van de herfst in de melankoruphos verandert .. Met melankoruphos bedoelde hij op één plaats mogelijk een van de mezen met zwarte kruin, alhíer mogelijk de zwartkop, zie ook bij die soort, sylvia atricapilla, en sukalis zou dan óók de zwartkop zijn. In hun eerste herfst verandert bij de juveniele mannetjes het kapje van bruin naar zwart ..
Gezien de gelijkstelling door Plinius zou ficedula dan óók de zwartkop zijn. Gesner 1555 zei het al: ‘de vrouwtjes van de schwartzkopff hebben de kruin altijd rood, bij de juveniele mannetjes is hij ook rood, later wordt hij zwart’. Aldrovandi 1600 weet dit ook, maar het idee van de muterende vogel - “Ficedula sive Atricapilla se se mutans” - zet hij bij een vliegenvanger, waarschijnlijk de withalsvliegenvanger: ‘dit is noch ficedula, noch atricapilla, want hij verandert nog, de kruin is al zwart, maar hij heeft nog een opvallende witte vlek boven de snavel’. Zie ook bij ficedula albicollis.
Men volgt Aldrovandi, niet Gesner, en zo komt ficedula bij de vliegenvangers terecht, in plaats van bij de zwartkop. Veel maakt het overigens niet uit: ficedula wordt in de loop van de tijd een naam voor diverse zangvogels, zoals ook Frans becfigue, Italiaans beccafico: vijgenpikker, namen voor soorten die men in de zuidelijke landen ving terwijl ze van de vruchten dik werden (ficedula is dan wel niet ‘vijgeneter’, de vógels zijn dat wel). Het algemene zit ook bij Buffon 1770-1783: bij zijn becfigue, waarschijnlijk een vrouwtje bonte vliegenvanger, geeft hij als een Italiaans spreekwoord: “nel’ mese d’agosto ogni uccello è beccafico”, ‘in de maand augustus is iedere vogel een beccafico’. Ook schrijft hij: ‘In de Provence ziet men de becfigue op vijgenbomen altijd de rijpste vruchten aanpikken en zo, net als andere zangvogels, een delicatesse worden’. Men át de vijgeneters graag.