De rietzanger. Photo credit: markkilner via VisualHunt.com / CC BY-NC-SA

Acrocephalus Naumann 1811

Acrocephalus is te vertalen met ‘de spitskoppige’ en met ‘spitskop’ (Grieks akros: uítstekend, Grieks kephale: kop, hoofd). Coomans 1947 dacht dat de naam gegeven was omdat “de tot deze groep behoorende vogels tijdens het zingen den kop hoog, of wel spits naar boven houden” (p.32). Jobling 1991 denkt: “from the shape of the male warbler’s head when singing” (p.2). Gotch 1981: “the crown of the head is more pointed than in other Sylviinae” (264). Diverse rietzangers, grasmussen en spotvogels hebben inderdaad een ‘punthoofd’: een gewelfde kruin, vooral als bij de zang de kruinveertjes overeind staan. Buffon 1770-1783 schreef het al, bij de kleine karekiet, Belon 1555 schreef het bij de grote karekiet. Maar de naam is er niet voor gegeven. En in volksnamen voor rietzangers enzovoort zít het ook niet: opvallend vond men de spitse kopjes blijkbaar niet.

Naumann bedoelde het langwerpige van de kop: plat voorhoofd, lange snavel. Bij Bechstein 1795 vindt hij Duits spitzkopf, voor een vogel “der mit seinem spitzigen Kopf [...] eine ganz eigne Gestalt hat” (p.667). Misschien was het een van de rietzangers, en anders wel een soort uit een van de daaraan verwánte vogelgroepen, maar Naumann maakt de naam algemener: met acrocephalus haalt hij een groep rietzangers en krekelzangers uit de grote groep der Sylvia’s en zet ze apart (wat hem nog kritiek opleverde: ‘de spotvogel heeft toch ook zo’n kop?’).

Tot aan ongeveer 1800 zijn riet- en krekelzangers, bruine vogels die zich min of meer verbergen, wetenschappelijk nog slecht bekend, zie bij acrocephalus scirpaceus de soorten waarvan men iets wist. Zang, kleur en gedrag vielen soms op (locustella voor de krekelzangers is een voorbeeld), maar het is vooral de biotoop die men ziet, en in de huidige soortnamen van in elk geval de rietzangers zit daardoor bijna steeds de biotoop, en in oudere genera zat het ook (zo zat Grieks kalamos, riet, in de genera calamodyta en calamoherpe - de oude Grieken hadden een kalamodutes: rietduiker, waarschijnlijk een algemene naam voor hoe ze in het riet heen en weer schieten). Maar als de ornithologie vordert, wil men de vogels steeds meer indelen op grond van ‘harde’ kenmerken. Acrocephalus is een van de tekenen van die ontwikkeling.

-

Enkele andere algemene namen voor de rietzangers (de codes zie op Home):

(V) Nederlands rietzanger, de algemene Nederlandse naam voor de meeste soorten in Acrocephalus, ooit ook voor de twee karekieten gebruikt (die nu karekiet in de naam hebben). Schlegel 1852 had hem voor wat nu dé rietzanger is, acrocephalus schoenobaenus, misschien als een vertaling van Duits rohrsänger bij Bechstein 1807 (Rohr is riet). Net als rietzanger werd ook dit een algemene naam, maar bij Bechstein was het er een voor de rietzanger (en als een voorloper van rietzanger bij Schlegel is er rietzingertje in Houttuyn 1763, maar voor een niet erg duidelijke soort). Russisch kamusjevka is ook een algemene naam voor de soorten in Acrocephalus, is vrij vertaald: rietvogeltje (kamusj: riet). Spaans carricero en carricerín zijn ook algemene (carrizal: rietveld).