Photo credit: Peter R Steward via Visualhunt / CC BY-NC
Rissa Stephens 1826
Voor de drieteenmeeuw, rissa tridactyla, is er op IJsland ritsa, op de Orkneys ritto, op de Hebriden rittag. Ze gaan terug op Oudnoords rytr (Lockwood 1984: op Oudnoords *ryta). De vorm rissa stond bij Brünnich 1764. Hij verdeelt de meeuwen in die met een achterteen: “Digito postico”, en die zonder: “Digito postico nullo” (Latijn digitus: teen, vinger). Van die zonder kent hij er één: larus rissa, de drieteenmeeuw, ‘bij de IJslanders heet hij ritsa’. Onduidelijk is waarom hij de vorm van de naam veranderde. Misschien vond hij rissa er Latijnser uitzien.
Later noemt Stephens 1826 de drieteenmeeuw rissa brunnichii, waardoor de soortnaam van Brünnich een genusnaam wordt. Hij vindt een eigen genus nodig omdat de drieteenmeeuw afwijkt van de andere meeuwen, niet alleen door “the absence of the hinder toe”, ook door de wat gevorkte staart. “There is but one species known”, zegt ook hij (p.180). Later wordt rissa brevirostris ontdekt, een meeuw van de Aleoeten.
Lockwood ziet in de naam een klanknabootsing, maar de drieteenmeeuw roept niets wat op rytr lijkt, heeft wel een nasaal kèddekääh, wat Engels kittiwake gaf. De Vries 1962 verbindt met Oudnoords hrytr: geschreeuw, en ‘schreeuwer’ past: in hun kolonies hoort men doorgaans een oorverdovend gekrijs.