Photo credit: Charos Pix on VisualHunt

Anser anser (Linnaeus 1758: Anas anser). Eng. greylag goose. Ned. grauwe gans.

Latijn anser was van oorsprong vooral een naam voor de tamme gans, zie bij anser, maar dan ook voor de grauwe, omdat de tamme daaruit voortkwam. Door Linnaeus’ anas anser wordt het helemaal een naam voor de grauwe. Linnaeus’ omschríjving doet overigens ook aan de rietgans denken.

De ‘wilde ganzen’, zie idem bij het genus, werden vooral ‘wilde’ genoemd: Belon 1555 heeft voor de tamme gans anser, voor de wilde anser ferus: wilde gans, en Gesner 1555 introduceert voor de gedomesticeerde gans anser domesticus, huisgans, schrijft over de wilde soorten (genus Anser, 'grauwe ganzen'): ze hebben meestal geen eigen naam, en worden, voor zover ik weet, overal met de toevoeging ‘wilde’ aangeduid (“sed cum adiectione sylvestris in omnibus (quod sciam) linguis nominetur”, p.152). Als voorbeelden geeft hij Italiaans ocha salvaticha, Spaans ansar bravo, Duits wilde ganß - vertaalt ze met anser sylvestris, anser ferus, anser immansuetus, allemaal: ‘wilde gans’ - immansuetus is de omkering van mansuetus: tam, vergelijk bij de wilde zwaan, cygnus cygnus. De wilde gans die Gesner kénde, was de rietgans, niet de grauwe gans.

De indeling in anser domesticus en anser ferus - in de zin van als het ware twee sóórten - houdt lang stand. Ray 1694 bijvoorbeeld heeft het nog. Linnaeus 1758 laat beide namen verdwijnen, door de tamme bij de wilde te plaatsen, er één soort van te maken: anas anser.

Frederik II ±1246 heeft op p.Xxviii een kleurtekening die een grauwe gans lijkt, wat dan in de ornithologie de eerste afbeelding zou zijn. Albertus ±1260 onderscheidt twee grauwe ganzen, maar alleen voor de grootste van de twee heeft hij een naam: Duits gragans, grauwe gans, wat dan mogelijk de grauwe gans was (Kiliaan 1605 heeft Nederlands grauw-gans, wat er een vertaling van lijkt). Ook Albertus trouwens schreef: je hebt twee soorten ganzen, de tamme en de wilde.

-

Enkele andere namen voor de grauwe gans (de codes zie op Home):

(U) Lokaal Zweeds grovt-gagel: grote gans (gagel uit Oudnoords gagl: gans, net als gans een klanknaam). In Friesland is er greate skiere: grote grijze.

(U) Officieel Russisch seruj goes’: net als in veel andere landen is ook in Rusland ‘grauwe gans’ de officiële naam, seruj is grijs, grauw (voor goes’, gans, zie bij anser).

(G) Vlaams letterzetter, meestal in het meervoud gebruikt, het is een naam voor vogels (ganzen, kraanvogel) die men op de trek letters in de lucht zag zetten, de V vooral. Letterzetter betekende ooit typograaf: ‘die de letters zet’. Voor het algemene van de naam zie hieronder bij vriezegans.

(V) Engels fen-goose, moeras-gans, fen is gelijk aan veen. Het was een naam in The Fens, een gebied in oostelijk Engeland. Pennant 1776 tekende hem op. The Fens waren toen hét gebied waar de grauwe in Engeland broedde.

(V) Vlaams vriezegans: als de vogels vanuit het Noorden arriveerden, begon weldra de winter, zei men, ze kondigden die aan. Joos 1900, ‘Waas Idioticon’, heeft als een variant hierop kwaad-weervogel: “Alle vogel [meervoud] die uit het Noorden, vóor het slecht weer, naar hier overkomt”. Het waren álgemene namen, in boeken vooral bij de grauwe gans neergezet, als de bekendste van de grauwe ganzen. Op te merken is hier dat de grauwe gans weinig eigen namen heeft: men noemde hem gans, vriezegans, wilde gans, enzovoort.

(?) E greylag, met daarin lag, lang geleden een op zichzelf staande naam, volgens sommigen een nabootsing van de gewone roep van de grauwe gans - wat niet onmogelijk is - Kitson 1998 daarentegen legt een taalkundig verband met Litouws lekiù: vliegen, en lakùs: drijven. Een interpretatie geeft hij niet, maar ‘grijze vlieger’ past: in de vlucht en bij bepaald licht is er een prachtig asgrijs op de bovenvleugels. Misschien onderscheidde men met greylag de grauwe zelfs wel van ándere ganzen, en dan hebben we hier een van de weinige échte eigen namen voor de grauwe gans (wat ouder lag natuurlijk ook al was).