Photo credit: ajmatthehiddenhouse via VisualHunt / CC BY-NC

Anser brachyrhynchus Baillon 1834. Eng. pink-footed goose. Ned. kleine rietgans.

Bij de grijze of grauwe ganzen zijn opvallende kenmerken dun gezaaid en wetenschappelijke namen gaan dan soms over kleine verschillen. Brachyrhynchus is er zo een, de naam betekent: kortsnavelig, met korte snavel, is een gelatiniseerde samenstelling van Grieks brachus: kort, en Grieks rhunchos: snavel. Vergelijk opmerkingen bij certhia brachydactyla voor de boomkruiper (korttenig), hoewel de verschillen alhier, tussen rietgans en kleine rietgans, groter zijn, zelfs als veldkenmerk worden gebruikt. Voor de taigaboomkruiper gaf Brehm certhia brachyrhynchus, wat Nederlands kortsnavelboomkruiper opleverde. Voor de kleine rietgans hadden we kortsnavelgans kunnen hebben. Duitsland heeft het: kurzschnabelgans.

Bij de ontdekking van de soort was het gelijk een thema. Terwijl Baillon de kortere snavel benoemt, benadrukt in 1839 de Engelsman Bartlett de poten, met zijn anser phoenicopus (‘met purperrode poten’). Yarrell 1843: de naam van Baillon gaat voor, want is eerder gegeven, maar “M. Bartlett’s name is [...] the better of the two, since there are several species of geese with short beaks, but only one other that I am aware of that has pink legs and feet” (III-65). Het heeft tot pink-footed goose geleid.

-

Enkele andere namen voor de kleine rietgans (de codes zie op Home):

(U) N kleine rietgans - Yarrell 1843: hij is iets kleiner dan de rietgans, anser fabalis, “but otherwise so like it in general appearance, that there is little doubt it has frequently been mistaken for the young bird of that species” (III-65).

(V) Officieel Zweeds spetsbergsgås, voor het zo noordelijke broeden: Spitsbergen, Groenland, IJsland.

(V) IJslands gljúfragæs: kloofgans (Oudnoords kljúfa: splijten, klof: kloof). Snow 1998 schrijft: “Preference in Iceland for inaccessable nest-sites in river gorges [rivierkloven] suggests safety from ground predators primary requirement”.

(?) Nederlands barrevoetergans, barrevoets betekent: blootvoets. In ‘Vogels binnendijks en buitengaats’ van 1966 schreef De Jong: het is een naam voor de vleeskleurige poten (van de kleine rietgans). Misschien zócht men een gans die paste? Er is een oude link tussen ganzen en 'barrevoets'. In Duitsland was er: “Die Gänse gehen überall barfuß” (dé ganzen dus). Bij Pieter Brueghel, op het schilderij ‘De Nederlandse spreekwoorden’ van 1559 is een van de uitgebeelde onderwerpen: “Wie weet waarom de ganzen barrevoets gaan?” De moraal was: gewone mensen blijven gewone mensen. Het gíng niet over ganzen. In een moraal-theologisch Duits stuk van 1726 staat: “Der Himmel ist doch für die Gänß nicht erbauet”. Als iemand naar een plaats wilde waar het leven beter zou zijn, zei men: ‘overal gaan de ganzen barrevoets’ (overal kom je problemen tegen). Ook had je monniken die blootsvoets liepen, of op ‘zolen met riemen’, men noemde ze barrevoeter-monniken. Ze droegen een bruin habijt, vergelijk de ‘bruine’ ganzen (in het genus Anser, men noemt ze grijs, grauw of bruin). Ook waren deze monniken ‘gewoon’, wat met het eenvoudige habijt uitgedrukt werd. En zo had barrevoetergans een algemene naam voor de bruine ganzen kunnen zijn geweest, misschien wel meer voor het bruine dan voor het gewone, hoewel ook ganzen ‘gewoon’ waren, door hun ‘eenvoudige’ kleur, en doordat men ze hield. Een link met ‘eenvoudige’ mensen was makkelijk gelegd. De naam zelf is in oude boeken nauwelijks te vinden (in 1935 als barvoetergans, voor dezelfde als bij De Jong: de kleine rietgans). Waarschijnlijk werd hij weinig gebruikt, maar de koppeling van ganzen en barrevoets is een oude.