Magnus von Wright. Photo credit: Free Public Domain Illustrations by rawpixel on VisualHunt

Anser albifrons (Scopoli 1769: Branta albifrons). Eng. white-fronted goose. Ned. kolgans.

Anser albifrons betekent: ‘gans met wit voorhoofd’ (Latijn albus: wit, frons: voorhoofd). In sternula albifrons voor de dwergstern zit het ook. De kolgans heeft een ‘kol’, een witte plek op het voorhoofd, rond de snavel. De sterk gelijkende dwerggans ook, maar is er nauwelijks naar benoemd - de kolgans heet er ook kolgans voor, in het Fries blesgoes, in het Engels bald goose, enzovoort. Wel had Linnaeus voor de dwerggans “Anas cinerea, fronte alba”, zie bij de soort, anser erythropus. Scopoli schreef het over de kolgans: “Frons alba” (I-69).

Scopoli is de eerste die de vogel naar de kol benoemt. Eerder noemde Edwards 1750 de kolgans laughing goose, naar het geluid in troepen (zijn tekening is duidelijk de kolgans, niet de dwerggans). Hij denkt dat hij de eerste is: “This Bird [...] I believe, hath never been described” (p.153). ‘Described’ klopt, maar de soort ‘hebben’, dat was er al in de tekeningen die Frederik II ±1246 had, en ook bij Giraldus Cambrensis die eind 12e eeuw over in Ierland overwinterende kolganzen schreef. En nog eerder misschien was het Aristoteles, met Grieks mikros chen, kleine gans.

-

Enkele andere namen voor de kolgans (de codes zie op Home):

(U) Engels greater white-fronted goose, vergelijk lesser white-fronted goose bij de dwerggans, anser erythropus.

(U) Noord-Amerikaans barred goose, getraliede gans, voor de dwarsbanden op de buik. Mogelijk hoort hier ook Deens smedegaas, smids-gans: de smid die staand tegen zijn aambeeld zwarte strepen oploopt - maar te denken valt ook aan de smid die met zijn hamer tikt, vergelijk het klik-klik of klie-klie van de kolgans, waarvoor in Nederland wel eens klik gegeven schijnt te zijn (zie ook ‘smidje’ bij de tjiftjaf, phylloscopus collybita).

(V) Fins tundrahanhi, toendra-gans, voor waar ze broeden, hoewel ze niet in Finland broeden.

(V) Iers/Engels bog goose: veengans, voor waar ze soms overwinteren, maar, zoals een site geeft: “as Irish bogs were increasingly drained and harvested in the early years of the 20th century, the geese had to look around for an alternative wintering ground”.

(G) Vlaams franse soldaat, opgetekend in het deel ‘Vogels’ van het ‘Woordenboek van de Vlaamse dialecten’ (1996). Waarschijnlijk is het een naam voor hun waakzaamheid, vaak lijken ze als een soldaat op wacht te staan: rechtop, rondkijkend. Maar met de naam was misschien niet alleen de kolgans bedoeld: alle ganzen zijn waakzaam.

(?) Deens keile, keilgaas, -gans. De naam is opgegeven voor de kolgans, maar sommige Deense woordenboeken geven slechts: ‘een gans’. Mogelijk zit er kegel: Ouddeens voor kegel is keylæ. Bij zij-aanzicht kun je in de witte kol een kegel zien. Genoemde woordenboeken geven ook nog een (van keile afgeleid?) wérkwoord keile: ‘de hals rekken als een gans, om rond te kijken’. Dus de soldaat van hierboven.