Photo credit: sussexbirder on Visual hunt / CC BY
Podiceps nigricollis Brehm 1831. Eng. black-necked grebe. Ned. geoorde fuut.
Podiceps nigricollis betekent ‘fuut met zwarte hals’, nigricollis is samengesteld uit Latijn niger: zwart en collum: hals. Vergelijk bij de dodaars ruficollis: met roodbruine hals. Maar Brehm 1831 vergeléék niet met de dodaars: waarschijnlijk met de kuifduiker, podiceps auritus, de tweelingsoort van de geoorde fuut: bij vergelijkbare koppluimen had de nieuwe soort in het zomerkleed een zwárte hals. Brehm: “Vorderhals und Kropf dunkelschwarz” (p.963). Als Duitse naam geeft hij schwarzhälsiger ohrensteißfuß - steißfuß betekent aarsvoet, daarvoor zie bij podiceps. Voor het geoorde zie bij de kuifduiker.
In West- en Midden-Europa zit de geoorde fuut rond 1900 nog nauwelijks: het was een vogel van oostelijker regionen. Evengoed zijn in de ornithologische literatuur oude sporen te vinden, mogelijk alleen treksporen (volgens Springer 2009 echter: tekenen van tijdelijk meer westelijk broeden). Gesner 1555 schreef bij zijn dodaars, tachybaptus ruficollis, dat hij ‘nog een andere kleine duiker’ zag: kop, hals en rug zwart, achter de ogen enkele rossige veertjes. Belon 1555, concludeert Glardon 1997, beschreef een geoorde fuut winterkleed, die hij aan de kust van Kreta zag en die hij met een Franse naam plongeon de mer noemde, zeeduiker. Dát was waarschijnlijk een geval van alleen trekken.
-
Enkele andere namen voor de geoorde fuut (de codes zie op Home):
(U) Italiaans occhio lucente: glansoog, schitteroog, voor het opvallende rode oog. De naam wordt ook opgegeven voor de kuifeend, daar gaat het om een géél oog.
(U) Duits goldohr, een naam voor de goudgele oorpluimen in het zomerkleed. Duits fürdüker: vuurduiker, mogelijk óók een naam voor het ‘oor’, maar wellicht ook voor oog en flanken (Suolahti 1909 gaf de naam voor de roodhalsfuut, podiceps grisegena, zie aldaar).
(U) Provençaals fumat: de (zwart) gerookte. Vergelijk Frans fumer: roken (van een sigaret, maar ook: 'vleeswaren roken').
(V) Duits rohrhacker: riethakker, opgetekend in Naumann 1838, een naam voor de biotoop, meer in het bijzonder waarschijnlijk voor de plaats van het nest (Snow 1998: "In shallow water, usually in cover of reed and sedge beds"). De geoorde fut is een vogel van open water, met aan de randen waterplanten.
(V) Zweeds sydländsk dopping: zuidelijke duiker. In Europa vullen de broedgebieden van kuifduiker en geoorde fuut elkaar aan: de kuifduiker zit in het Noorden, de geoorde fuut zit ten zuiden daarvan.