Photo Credit: raymondwise Flickr via Compfight cc
Alopochen aegyptiacus (Linnaeus 1766: Anas aegyptiaca). Eng. egyptian goose. Ned. nijlgans.
De nijlgans is een vogel van Afrika beneden de Sahara, maar hij broedt ook noordelijker, langs de Nijl, hoewel in afnemende mate. Op Egyptische monumenten is hij afgebeeld en volgens de oude Grieken vereerden de Egyptenaren hem, zie ook bij alopochen. In de 18e eeuw broedden er waarschijnlijk in de delta van de Donau, en in Engeland werden er uitgezet. Temminck 1840 zet hem op de Europese lijst, met: ‘in Zuid-Europa in wilde staat aangetroffen’. Yarrell 1843 zet hem op de Britse lijst: ‘omdat ontsnapte het in het wild blijken uit te houden’. Tegenwoordig broeden uit gevangenschap ontsnapte in delen van West-Europa.
Buffon 1770-1783 schrijft dat na een reis door Egypte Tourtechot dite Granger de vogel in 1745 met een Franse naam oie du nil noemde: nijlgans. Linnaeus ontleent anas aegyptiaca aan Brisson 1760, die anser aegyptiacus had, maar Linnaeus had er nog weinig informatie over: “Habitat in Aegypto?” (p.197).
In het oude Egypte heette de nijlgans smn, een naam die in het Koptisch overbleef als cmoyne. Men gebruikte de vogel “in certain magical ceremonies” (Wassell 1991). En met het woord ‘ngg’ gaf men hun geluid aan (misschien te vergelijken met gans? de etymologie dáárvan zie bij anser).