Photo credit: winnu via VisualHunt / CC BY

Podiceps grisegena (Boddaert 1783: Colymbus grisegena). Eng. red-necked grebe. Ned. roodhalsfuut.

De soortnaam gaat terug op Buffon 1770-1783. Hij laat in het midden waar hij de roodhalsfuut van kent, maar heeft een kleurtekening van het zomerkleed, en bij de zeer korte beschrijving van de vogel heeft hij als Franse (volks?)naam jougris: grijswang, en als een lange versie daarvan, waarschijnlijk van hemzelf, grèbe à joues grises: fuut met grijze wangen (voor grèbe zie bij podiceps). Boddaert maakt er grisegena van, een samenstelling van Latijn gena: wang, en Middeleeuws Latijn griseus: grijs, een latinisering van Frans gris. In het zomerkleed heeft de roodhalsfuut een grijswitte oorstreek en keel, extra opvallend door het contrast met de donkere kruin en de kastanjebruine hals (roodhalsfuut). In oudere boeken is er ook de schrijfwijze griseigena.

Aldrovandi had de roodhalsfuut eerder. Voor zijn boeken van 1599, 1600, 1603 liet hij diverse tekenaars kleurtekeningen maken, die in de boeken in zwart-wit terechtkwamen. Eén ervan, in Aldrovandi 1603 op p.254 in zwart-wit, is zonder meer de roodhalsfuut, het adulte zomerkleed, met in de tekst een korte, treffende beschrijving (waarschijnlijk door een misverstand is in een latere íngekleurde editie van ‘1603’ ook de van Belon 1555 overgenomen geoorde fuut ingekleurd alsof het een roodhalsfuut was).

Maar wie zag dat Aldrovandi een andere dan dé fuut had? Hij zelf in ieder geval niet: ‘die van mij verschilt niet veel van de fuut zoals beschreven door Gesner en Belon’.

Mogelijk had Gesner 1555 de roodhalsfuut ook. Bij zijn colymbus maior, zie bij de fuut, podiceps cristatus, heeft hij er een waarvan de hals “fere castaneae colore” was, ‘bijna kastanjekleurig’ (p.133). Maar deze was hetzelfde lot beschoren: Horst 1669 ziet er de fuut in, Springer 2009 trouwens ook.

-

Enkele andere namen voor de roodhalsfuut (de codes zie op Home):

(U) Duits fürdüker: vuurduiker - door Suolahti 1909 opgegeven als een naam bij Lübeck, “wegen seines roten Halses”, maar Desfayes 1998 geeft de naam voor de geoorde fuut, podiceps nigricollis, en daarbij past hij beter - en ook bij de kuifduiker, podiceps auritus, maar die komt bij Lübeck niet voor. De roodhalsfuut kreeg wel veel namen voor zijn ‘rode’ hals, naast de officiële Engelse en Nederlandse nog een hele reeks.

(G) Fins muikkulintu, Fins lintu betekent vogel, de muikku is Coregonus albula, de kleine marene. Zeker in het Noorden staat bij de roodhalsfuut vaak vis op het menu.

(G) Duits hengst, Duits schwein, Deens skrigand, schreeuweend: namen voor de baltsgeluiden. Fehringer 1951: de roodhalsfuut lijkt in allerlei opzichten op de fuut, “Nur ihre Balzrufe sind typisch und abweichend; sie erinnern mehr an Hengstgeschrei oder Schweinequieken als an Vogelstimmen” (p.379). Het makkelijkst hoor je er een varken in, maar hoe je de vergelijkingen ook maakt: de geluiden zijn opmerkelijk.