Photo credit: Michael W Klotz - The Bird Blogger.com via Visualhunt / CC BY-NC

Melanitta fusca (Linnaeus 1758: Anas fusca). Eng. velvet scoter. Ned. grote zee-eend.

Latijn fuscus betekende donker, donkerbruin, zwartachtig. Op enkele witte plekken na is het mannetje van de grote zee-eend (bruin)zwart - zoals ook mannetje zwarte zee-eend dat is, zie bij melanitta, én bij melanitta nigra, waar de oudste optekening van de grote staat, in Aldrovandi 1603.

Linnaeus lijkt in de omschrijvingen van de twee zee-eenden een kleurverschil aan te brengen dat past bij de twee namen: de zwarte, anas nigra, omschrijft hij met “Anas tota nigra”, ‘geheel zwart’ - de grote, anas fusca, omschrijft hij met “Anas nigricans”, ‘zwartachtig’ (p.123). Maar het is toeval, want in 1746 geeft hij bij de grote, als naam van zijn leermeester Rudbeck, anas fera nigra, en als Zweedse volksnaam swärta: de zwarte. Ook voor de grote had hij dus op anas nigra kunnen uitkomen.

In 1746 heeft hij als oudste bron Jonston 1650. Deze had de grote zee-eend als anas nigra (“Nigra a corporis colore ita dicitur”, ‘wordt vanwege de kleur van het lijf zo genoemd’, p.146), maar bij de tékening heeft hij anas fusca fera: donkere wilde eend. Linnaeus neemt deze over, draait hem een slag (anas fera fusca) en maakt er in 1758 anas fusca van. Uit niets blijkt dat het een doordachte keuze was. Evenmin als bij de zwarte trouwens.

Vergeten was hij misschien ook dat hij de grote in 1732, op zijn reis door Lapland, “Svärta med vitfläckar under vingen” had genoemd, voor de witte vleugelspiegels. Daarin had een mogelijkheid gezeten. Hoewel een nog mooiere in hoe hij de twee in 1731 noemde: små swärter en stor swärter, kleine zwarte en grote zwarte.

-

Enkele andere namen voor de grote zee-eend (de codes zie op Home):

(U) Noord-Amerikaans white-wing. Fins pilkkasiipi: vlekvleugel (pilkka: vlek, siipi: vleugel).

(U) Fins meriteeri: zee-korhoen (meri is de zee, teeri is het korhoen). De naam was er ook voor de zwarte zee-eend, maar primair misschien was het er een voor de grote: door de grotere gelijkenis qua kleed met het korhoen, doordat in Finland de grote vooral aan zee broedt, de zwarte in het binnenland (Staav 1991), en doordat Zweeds sjöorre, idem zee-korhoen en nu de naam voor de zwarte, vroeger een naam voor de grote was. De Finnen namen diverse namen over van de Zweden, en zo kwamen ze wellicht aan meriteeri. De Zweden hebben overigens ook een zee-auerhoen, zie havstjäder bij phalacrocorax carbo.

(U) E velvet scoter, door Ray 1678: “The feathers of the whole body are so soft and delicate as nothing more, so that it might be not undeservedly called the Velvet-Duck” (p.363). Maar het kleed van beíde zee-eenden werd zacht genoemd, MacGillivray 1842: “Plumage full, dense, and soft”, en hij zegt het ook over diverse ándere vogels. Ray kende een opgezet exemplaar: voelde dát fluwelig aan? Verder baseerde hij zich op Aldrovandi 1603, zie bij melanitta nigra, maar deze zegt niets over fluweel. Yarrell 1843 maakt er (bewust?) iets anders van: “the plumage uniform velvet-black” (III-215), zo zwart als zwart velours. Maar bij de zwarte zee-eend had hij dat natuurlijk ook kunnen zeggen.

(G) Zweeds skorrsvärta, volgens Hortling 1944 een naam “efter det dovt rullande lätet prā prā”, voor het dof rollende praa praa (p.150). Dat is: de baltsroep van het vrouwtje (skorr hoort bij skorra: snorren). Voor svärta, ‘de zwarte’, zie ook swärter hogerop. Het is een naam die vroeger voor beide soorten werd gebruikt, in de huidige officiële Zweedse namen is svärta gereserveerd voor de grote zee-eend.