Photo credit: Umang Dutt via Visualhunt.com / CC BY-NC-ND

Aquila clanga Pallas 1811. Eng. spotted eagle. Ned. bastaardarend.

Voor één roofvogel had Aristoteles de namen plangos, zie verderop, morphnos, de donkere, en nettophonos, eenddoder, waarvoor Plinius anataria had, idem eenddoder (voor die uitleg, en ook voor de naam zelf, zie bij het smelleken, falco columbarius). Sommigen dachten dat Aristoteles schreeuwarend of bastaardarend bedoelde. Arnott 2007: waarschijnlijk was het de steenarend.

Ornithologen na de Middeleeuwen hadden het altijd moeilijk met de soort, maar Pallas denkt dat Willughby 1676 onder clanga had wat híj in Siberië ontdekt en noemt hem daardoor aquila clanga.

Grieks klangos, door Gaza 1476 tot clanga gelatiniseerd, was waarschijnlijk een variatie op genoemd plangos (Gaza maakt daarvan planga). Er kwamen drie interpretaties van de naam: (1) Frisk 1960-1972 en Chantraine 1968 gaven ‘de rondzwervende’ als betekenis, ‘want vergelijk Grieks plazo, planxo’, en wanneer men dit als ‘zweven’ opvat, past het, bij roofvogels. (2) Maar het werkwoord kon ook slaan betekenen, en stootvogels ‘slaan’ hun prooi: plangos kon dan ‘stoter’ hebben betekend, in allerlei talen een veel voorkomend naamtype voor roofvogels. (3) Door Grieks klange: schel geluid, en doordat clanga leek op Latijn clangere: schreeuwen, zie ook bij bucephala clangula, dachten sommigen dat klangos een klanknaam was (en zo leidt aquila clanga tot Duits schreiadler, tegenwoordig de officiële Duitse naam voor de ándere van het lastige duo bastaardarend/schreeuwarend, en Nederlands schreeuwarend voor die soort zal uit de Duitse naam voortgekomen zijn; zie ook bij schelladler verderop).

Arnott denkt overigens dat Aristoteles schreeuwarend/bastaardarend wel hád, maar onder Grieks melanaetos: zwarte arend, en lagophonos: hazendoder - zonder de twee te onderscheiden - wat ook niet te verwachten was. De gegevens bij Aristoteles passen daarbij.

-

Enkele andere namen voor de bastaardarend (de codes zie op Home):

(U) E spotted eagle, zie bij de schreeuwarend, aquila pomarina.

(X) Officieel Duits schelladler: luidklinkende arend, bij Klein 1750 een vertaling van aquila clanga. Bechstein 1793 heeft schreiadler, in 1791 had hij schreyer, met in een voetnoot: “Die Alten nannten diesen Vogel Planga und Clanga wegen seinen Geschreys” (p.226). Het is een van de drie interpretaties zie hogerop, en vergelijk Gaza aldaar, die waarschijnlijk als éérste bij klangos aan een klanknaam dacht (Gesner 1555: “Theodorus [Gaza] aquilae genus a clangore clangam interpretatur”, p.190). Later interpreteert Buffon 1770-1783 de naam ook zo: “aquila planga, aquila clanga, aigle plaintif, aigle criard”, klaaglijk arend, schreeuwerige arend. In veel boeken staat vervolgens bij de Duitse namen (tegenwoordig is schreiadler de Duitse naam voor de schreeuwarend, de andere van het duo) dat het ‘namen voor de roep’ zijn. Toevallig past het voor beide namen ook: beide arenden zijn luidruchtig. Duits gelpher uit 1591 lijkt een naam die wél voor het luidruchtige stond: Suolahti 1909 verbindt met Middelhoogduits gelphen, schreeuwen (en denkt dat het een naam voor de schreeuwarend was). De schreeuwarend broedde vroeger nog ten westen van de Elbe, de bastaardarend is altijd een veel oostelijker vogel geweest.

(X) N bastaardarend - bastaard kon in ornithologie van alles betekenen: ‘bijna’ (‘bijna een nachtegaal’), ‘uit den vreemde’, ‘hybride’, enzovoort. Hybride en uit den vreemde zóuden hier kunnen passen, omdat de bastaardarend sterk op de schreeuwarend leek, en ver in het Oosten zat, de schreeuwarend in Duitsland. Schlegel 1858 had basterd-arend, en aangezien hij Duitser was, had er een Duits bastardadler kunnen zijn. Voor aquila clanga echter komt hij niet voor (op Internet één keer, maar de status is onduidelijk). Wél opgetekend is hij voor de aasgier, in 1774. Dat is onverwacht. Misschien is de geyeradler zie bij het genus gypaetus de achtergrond: een gierarend was ‘minder dan’ een echte arend. En/of het was Plinius: bij wat de aasgier was, of wat zo opgevat werd (zijn ‘vierde arend’), gebruikte hij het woord ‘degener’: bastaard-, van lage geboorte (vergelijk gedegenereerd). We zitten dan al bij ‘laf’, het woord dat de latere valkeniers gebruikten voor roofvogels die ‘minder’ waren dan havik, steenarend of slechtvalk, vergelijk edel en onedel bij accipiter gentilis. Plinius legde het ook uit: het is een bastaard- omdat hij het aflegt tegen de raaf. Misschien zag men dat ‘onedele’ ook bij de bastaardarend, en wist Schlegel dat. Maar of de bastaardarend in de valkerij gebruíkt werd? Waarschijnlijker lijkt dat Schlegel het bij Pallas las. Bij aquila clanga schrijft deze dat Siberische Tataren de vogel gobàl-karagusch noemden (karagusch, in een huidige transcriptie qara quš, was de steenarend, de naam is mogelijk te verbinden met de mythische vogel Garuda): het deel gobàl wordt door Pallas vertaald met Latijn ignobilis: onedel (I-351). Ook Tataren hadden voor de jacht liever een karagusch.