Mannetje nazomer. Photo credit: stuant63 via Visualhunt.com / CC BY-NC-ND
Lagopus mutus (Montin 1781: Tetrao mutus). Eng. ptarmigan. Ned. alpensneeuwhoen.
Gezien de wetenschappelijke naam is het alpensneeuwhoen stom (Latijn mutus: stom, zwijgend, zonder spraak). Buiten de tijd van de balts is hij inderdaad zwijgzaam. Maar ín de balts maakt hij diverse geluiden. Vooral krakende, kakelende, boerende, maar het zijn geluiden. Het moerassneeuwhoen, lagopus lagopus, heeft het beroemde ‘ga-weg’, het alpensneeuwhoen heeft het beroemde ‘arrr-orr-ka-ka’ - wat men wel vergeleek met: ‘daar komt de bruid’. Mutus doet de vogel tekort.
Cabard 1995 probeert het vraagstuk op te lossen door mutus af te leiden van Latijn mutare: veranderen. Het zou dan een naam zijn voor de variatie aan kleden (ze variëren met het seizoen). Maar mutus hoort bij mutire: mompelen, een kik geven (wat ook niet ‘stom’ is, trouwens). Ernout 1959: van oorsprong werd mutus gebruikt voor dieren die alleen maar ‘mu’ riepen. Maar uit de betekenis mompelend (onverstaanbaar sprekend) ontstond de betekenis stom: zónder spraak.
Montin, leerling van Linnaeus, ziet in Lapland beide sneeuwhoenders. Het moerassneeuwhoen hoort hij opvliegen met een hard geluid, het genoemde ‘ga-weg’, bij het alpensneeuwhoen hoort hij níets, bij het opvliegen. Híervoor geeft hij mutus. Hij schrijft: “Rehusack [het moerassneeuwhoen, een naam in Lapland] har et läte, då han flyger upp, som en Menniska, hvilken skrattar holt; deremot flög Keron [het alpensneeuwhoen, een naam in Lapland] altid tyst, så ofta jag den såg”, als hij opvliegt, heeft rehusack een geluid als een mens die hard lacht, keron daarentegen vloog steeds zwijgend op, de keren dat ik hem zag (p.151). Wat hij zag, zullen vrouwtjes alpensneeuwhoen zijn geweest: de mannetjes vliegen wél op met geluid, hoewel het zachter is dan dat van de mannetjes moerasneeuwhoen.
-
Enkele andere namen voor het alpensneeuwhoen (de codes zie op Home):
(U) Noord-Amerikaans white grouse, wat ook een naam voor het moerassneeuwhoen is: in de winter zijn de mannetjes van beide soorten wit. Ray 1678 vermeldt een Engels white partridge, voor het alpensneeuwhoen (met als commentaar: ‘het ís geen patrijs’). Nederlands sneeuwhoen zal teruggaan op Duits schneehůn bij Gesner 1555, voor het alpensneeuwhoen. Gesner: ‘het is een naam voor het witte, of voor de sneeuw waarin ze verblijven’. Misschien voor beide: een witte vogel in de witte sneeuw zal men bijzonder gevonden hebben.
(G) E ptarmigan, volgens Lockwood 1984 voortgekomen uit Scottish Gaelic tarmachan, ook tarmach, wat letterlijk krasser zou betekenen (er zou een klanknabootsende wortel ‘tarm' zitten, vergelijk bij lagopus lagopus de namen die bij ripa staan). Lockwood noemt het een naam voor “the hoarse croak”, waarmee hij waarschijnlijk het wat raspende ‘arrr-orr-ka-ka’ van hogerop bedoelt. De p wordt gezien als een poging van Sibbald 1684 om de naam een Grieks aanzien te geven, vergelijk Griekse woorden zoals ptux, ptosso, pteron, enzovoort. Hoeft dus niet uitgesproken te worden.
(?) Fins kiiruna, Sami kierun, giron, ook keron hogerop bij Montin, en de Zweedse stad Kiruna, die een sneeuwhoen in het stadswapen heeft. Zo’n naam maakt de indruk een klanknaam te zijn. Als hij bij Fins kireä hoort (knarsend, krakend), kan hij krasser betekenen, net als ptarmigan. De klemtoon in Fins en Sami valt op de eerste lettergreep.