Photo credit: Andy Morffew via Visual hunt / CC BY
Charadrius dubius Scopoli 1786. Eng. little ringed plover. Ned. kleine plevier.
Scopoli verkeerde in dubio: hij was er niet zeker van dat de vogel een nieuwe soort was, dat het iets anders was dan de bontbekplevier, charadrius hiaticula, waarop hij erg lijkt (Latijn dubius: onzeker, twijfelachtig, tot weifelen brengend). Cabard 1995 schrijft dat de naam gegeven werd voor het feit dat de vogel zo vaak van richting verandert, zowel op de grond als in de lucht. Dat was het dus niet.
Scopoli was niet de enige. Buffon 1770-1783 kent beide vogels ook en besluit er variëteiten in te zien van een soort die hij met een Franse naam pluvier à collier noemt: halsbandplevier, een naam die bij beide past. Later heeft Pallas 1811 de kleine plevier, maar hij hééft hem onder charadrius hiaticula, Linnaeus’ naam voor de bontbekplevier, en heeft daardoor een probleem: ‘de poten zijn grijs, niet rood zoals bij Linnaeus’ (de kleine heeft bleke poten, de bontbek oranje poten). En Linnaeus zelf: van zijn leermeester Rudbeck (1660-1740) kent hij twee tekeningen, van een kleine plevier en van een bontbekplevier, maar hij benoemt alleen de bontbekplevier.
Enkele oudere naturalisten deden het beter. Rudbeck dus, met voor de kleine plevier Zweeds blekfota strandpiper (de bleekvoetige), voor de bontbek gulfota strandpiper (geel voor oranje). Eerder Schwenckfeld 1603, met voor de kleine plevier Duits sand regerlin, voor de bontbek kobel regerlin (kobel voor de wat dikkig aandoende kop, voor regerlin zie verderop). Nóg eerder Gesner 1555, de éérste die beide heeft, met voor de kleine plevier ochropus minor (kleine bleekpoot) en voor de bontbekplevier erythropus minor (kleine roodpoot). Soms gaat de wetenschap áchteruit.
-
Enkele andere namen voor de kleine plevier (de codes zie op Home):
(G) Duits regerlin in 1554, in Gesner 1555 riegerle. Volgens Suolahti 1909 is het een naam voor het geluid, hij geeft een werkwoord regeln: snateren, niet duidelijk is alleen welk geluid hij bedoelt (maar hij geeft ook Duits regerl voor de wintertaling: voor hun snateren). Desfayes 1998 heeft regerlin bij de bontbekplevier, noemt het een klanknaam, zonder uitleg (benoemt het wel bij de wintertaling: snateren). In de ‘zang’ van de drie kleine pleviertjes zitten trillers, daarom gaat het misschien. Gesner overigens dacht aan Duits regen: bewegen, ‘als hij bij het water iets hoort, beweegt hij onmiddellijk’, wat niet alleen déze steltloper doet.
(G) Italiaans corriere piccolo, kleine renner, koerier, ijlbode, de bontbekplevier heet corriere grosso. In corriere gaat het om hoe ze langs het water rennen (rennen, stilstaan, rennen). Het heeft iets mechanisch, waardoor de drie pleviertjes wel eens 'speelgoedvogeltjes' zijn genoemd. Meer over corriere enzovoort bij phylloscopus trochilus.
(V) Frans gravière, waarin gravier zit: grind, kiezelzand. Over de bóntbekplevier schreef Buffon: “Ils courent très-vite sur la grève”, 'ze rennen heel snel over de grève'. Frans grève betekent strandje, kiezelzandoever, is plaatselijk gelijk aan gravier. In Duitsland was er griesläufer, grieß is grof zand, en zoals vaker hier is het een naam voor alle drie de pleviertjes. En ook Noordduits wattfink is een algemene. En dan zijn er nog vele met zand, strand, enzovoort.