Tekening John Hunt. Photo credit: BioDivLibrary via Visual Hunt / CC BY

Mergellus albellus (Linnaeus 1758: Mergus albellus). Eng. smew. Ned. nonnetje.

Op het water valt het mannetje van het nonnetje door het witte kleed sterk op (in de vlucht is hij bonter). De soort is ernaar benoemd, albellus is een verkleining van Latijn albus: wit. Gotch 1981 en Coomans 1947 denken dat 'verkleining' inhield dat met albellus ‘witachtig’ was bedoeld. Maar de vogel is wit, het mannetje althans, witachtig heeft dan geen betekenis. Nonnetje trouwens: in het mannetje zag men een soort, en een soort kon een naam krijgen die voor vrouwen werd gebruikt.

Aldrovandi 1603 lijkt albellus te hebben gegeven. Hij heeft het nonnetje met vier tekeningen: het vrouwtje, en drie keer het mannetje. Een van de mannetjes noemt hij albellus aquaticus, een ander albellus alter en op deze baseert Linnaeus zijn mergus albellus (wellicht omdat de tekening beter was). Aldrovandi legt uit: “Hoc genus [...] Mantuae, ni fallor, Albellum aquaticum vocant, a colore albo forte, qui plurimas occupat alitis partes”, ‘Deze soort [...] noemen die van Mantua, als ik me niet vergis, Albellus aquaticus, vanwege de witte kleur, die zeer veel delen bedekt’ (p.276). In de Po-vlakte overwinteren soms nonnetjes.

Als zelfstandig naamwoord betekent albellus 'witje', kleine witte. En albellus aquaticus was dan: 'waterwitje', albellus alter ‘ander witje’, tweede witje. Houttuyn 1763 maakt van albellus een correct Nederlands wittertje. Linnaeus echter verpláátst albellus, maakt er een soortnaam van, en dan lijkt het, met de normen van nu, zie de Inleiding, een bijvoeglijk naamwoord, en lijkt dan inderdaad ‘witachtig’ te betekenen. Maar bij Aldrovandi was het een zelfstandig naamwoord, en Linnaeus bedoelt het óók zo: een al bestaande naam, die een zelfstandig naamwoord was, gaf hij meestal met een hoofdletter. Het nonnetje stáát bij hem als: Mergus Albellus. Witje die een Duiker is.

Frederik II ±1246 heeft de eerste tekening van het nonnetje, een adult mannetje (p.Xiii). Daarna had Albertus ±1260 hem misschien, met mergus varius, voor het wit-zwarte mannetje dan. Lang ziet men twee soorten. Met een aantal Duitse namen heet bij Gesner 1555 het mannetje (onder andere) nunn: non, en wysse tuchent: witte duikeend - het vrouwtje wiselgen: wezeltje, door kleur en spitse kop. Linnaeus 1758 heeft de twee soorten ook nog: naast mergus albellus heeft hij mergus minutus, zijn naam voor het wezeltje. Later ziet men dat het één soort is en wordt albellus de naam voor de hele vogel. Zoals ook nonnetje.

-

Enkele andere namen voor het nonnetje (de codes zie op Home):

(U) Frans piette, in Belon 1555, mét de juiste uitleg: “Piette semble estre nom diminutif d’une Pie”, lijkt een verkleining van Frans pie, ekster (p.171). Kleine ekster dan, voor het zwart-witte van het mannetje. Qua lijf is het nonnetje groter, in de vergelijking zat dan blijkbaar de héle ekster, inclusief de staart is hij in elk geval lánger dan het nonnetje. Veel zwart-wit getekende vogels kregen de zo bekende ekster in een naam.

(U) N nonnetje, en in Nozeman 1809 Nederlands bagyntje. In Frankrijk is er religieuse, in Italië munegheta, jonge non, bij Venetië. Bij vogels waarbij het paste vergeleek men het kleed met wat kerkelijke figuren droegen, de dominee, de monnik, enzovoort. Hier de non, de kloosterzuster. Buffon 1770-1783 had het bij het nonnetje over: deze kleine “religieuse ailée”, gevleugelde non, maar als naam ging dat waarschijnlijk te ver (hij had het wel eens aan de stok met de Kerk). Hier hoort misschien ook Japans miko-aisa, waarin aisa zaagbek betekent, miko tempelmaagd, meestal was deze in wit en rood gekleed (de naam dan voor het vrouwtje?).

(X) E smew, zie bij anas penelope onder smient. Bij de smient kan het om een klanknabootsing gaan, bij het nonnetje niet, en smew zou hier dan per abuis terechtgekomen moeten zijn.

(?) Officieel Zweeds salskrake - van sal is de etymologie omstreden, voor skrake zie bij de grote zaagbek, mergus merganser.

(?) Duits düfken, duifje, misschien voor het witte van het mannetje (een vergelijking met 'de vredesduif’) maar een rol kan ook hebben gespeeld dat men ze lieftallig vond (in Engelse boeken vind je: “the lovely males”, “lovely white nun”, “a lovely male smew”). Bij Venetië, waar er soms overwinteren, is er anzoleto als lokale naam: engeltje (Z voor G), waarschijnlijk voor het mannetje (engelen stelde men zich wit voor).