Photo credit: Stefan Berndtsson on Visualhunt

Columba palumbus Linnaeus 1758. Eng. woodpigeon. Ned. houtduif.

Gezien hun teksten bedoelden de Romeinen met Latijn columba, mannelijk columbus, de rotsduif, en in het bijzonder de daaruit voortgekomen tamme duiven (André 1967, Kraak 1940, Thompson 1936). Met Latijn palumbus (ook palumbes en palumba) bedoelden ze de houtduif, hoewel mogelijk ook de holenduif. Na de Middeleeuwen gebruiken naturalisten columba echter steeds meer als een algeméne naam, als Latijn voor duif, en zo wordt het uiteindelijk, bij Linnaeus: columba genusnaam, palumbus soortnaam.

De duo-namen columba en palumbus zijn niet verwant aan elkaar. Beide zijn wel: benamingen voor kleur. Columba is verwant met Russisch goloeb’: duif (Russisch goloeboj: blauw, Oudpruisisch golimban: blauw), en waarschijnlijk ook met Grieks kolumbis, voor die naam zie bij tachybaptus, het genus van de dodaars (maar Beekes 2010 denkt dat kolumbis vóór-Grieks is). Sommigen denken dat het grondwoord 'donker' betekent, wat bij duiven past, maar ook goed bij de dodaars. De Vaan 2008 denkt aan blauw, en columba is dan: de blauwe (niet geheel toevallig is de blauwe een Nederlandse volksnaam voor de houtduif). Palumbus acht men verwant met Grieks peleia, zie bij columba livia voor de rotsduif, en daar ook Grieks pelios: loodkleurig, blauwzwart, en vergelijk Oudpruisisch poalis: duif, Latijn pallere: bleek zijn, Nederlands vaal, en zo nog een hele reeks. De Vaan denkt dat een ouder *pales, “gray/blue dove”, naar het voorbeeld van columba, in palumbus veranderd kan zijn.

Als dit allemaal klopt, gaat het om twee woordgroepen die beide voor ‘kleur’ staan, voor vaal, donker, blauw, grijs. Bij houtduif, holenduif, rotsduif past het: ze zijn blauwachtig grijs, of grijsachtig blauw. In het Duits kreeg je daardoor de woorden taubengrau en taubenblau, ‘duifgrijs’ en ‘duifblauw’. En in diverse talen heb je ‘blauwe duif’ als naam voor een of meer van de drie. Ook in de officiële namen zijn alle drie naar die kleur benoemd, hoewel steeds op een andere manier.

-

Enkele andere namen voor de houtduif (de codes zie op Home):

(U) Palumbus maior: grote duif, en in Zwitserland was er groß holtztub: grote houtduif. Beide namen staan in Gesner 1555. De houtduif is de grootste van de Europese duiven (alleen de op Madeira voorkomende columba trocaz is iets groter). Voor de dikke indruk die ze maken is er Limburgs dieke doef.

(U) Nederlands ringduif, een naamtype dat in vele variaties in vele talen zit, voor de witte halsvlekken die geen ring vormen maar wel die indruk geven. Köbler, ‘Althochdeutsches Wörterbuch’, geeft uit de 10e eeuw Oudhoogduits ringiltūba, waarschijnlijk de oudste vorm. Opvallend: voor de witte banen op de vleugels lijken geen namen gegeven te zijn.

(U) Nederlands valduif, met in 1597 het meervoud Vallems, specifiek voor de houtduif. Beide gaan terug op Middelnederlands valmeduve, waarin valuwe zit: vaal, hier: vaalblauw. Gezelle begreep de etymologie al: “niet omdat zij vallen, maar omdat zij valuwe, valme, dat is blauwachtig, van verwen zijn” (Loquela, p.79). Opnieuw een duivennaam naar de kleur.

(G) Engels too-zoo, een nabootsing van het koerende rroe-kóe-koe-koe-koek. Italiaans tutuni, Zweeds sjutut en Catalaans tudó zullen ook nabootsingen zijn. Brabants koekelduif, bij Turnhout. Engels cushat, volgens Lockwood 1984 voortgekomen uit een ouder *cūscūta: coo-shouter (uit circa 700 is er het meervoud Cuscutan). Duits kuhtaube, waarin de koe natuurlijk een nabootsing is, wel vertelde men er een heel verhaal omheen. Vlaams rijmduif, de houtduif rijmt, ‘koe, koe, schone koe’. Gattiker 1989 geeft voor Duitsland enzovoort twee pagina’s lang voorbeelden van hoe men het roepen in rijmpjes omzette, in Zwitserland bijvoorbeeld met ‘Ruedi, fress Surchrut’ (zuurkool).

(G) Engels clatter dove, klaterduif. De houtduif klapt met de vleugels wanneer ze bij onraad opvliegt, of wanneer ze bij de ‘boog’ van de baltsvlucht op het hoogste punt is. Van het eerste kan men schrikken.

(V) Nederlands houtduif, bosduif, woudduif, drie manieren om de gebondenheid aan bomen uit te drukken. Maar de holenduif, columba oenas, is ook sterk aan bomen gebonden, ringduif onderscheidt de houtduif beter van de holenduif, en in Duitsland en Zweden is dat dan ook de officiële naam (ringeltaube respectievelijk ringduva). Frans pigeon ramier, takkeduif, uit Oudfrans rame: tak. Rond 1225 was er het meervoud Colons remiers, Belon 1555 had ramier zonder meer.