Photo credit: fveronesi1 via Visual Hunt / CC BY-SA
Pterocles alchata (Linnaeus 1766: Tetrao alchata). Eng. pin-tailed sandgrouse. Ned. witbuikzandhoen.
Chata in al-chata zal een nabootsing zijn van ‘kaha’, ‘gha-ng’, de vluchtroep van witbuikzandhoenders, onder andere tijdens hun drinkvluchten (Svensson 2010 geeft ‘rrreh-a’, Snow 1998 ‘catar’, en ‘guettar’). Op afstand kan de roep doen denken aan kauw, kuifeend of zwartkopmeeuw. De roep leidde tot Spaans ganga en tot Arabisch gata of qata, en met het Arabisch lidwoord erbij is het dan el guettha / al kattar, en gelatiniseerd werd dat alchata. De Franse officiële naam combineert de twee namen: ganga cata.
Linnaeus heeft alchata uit Gesner 1555. Waar deze de naam voor het eerst noemt, zegt hij: “Alchata est genus columborum sylvestrium, quorum alae oblongae sunt, pennae & plumae coloris coturnicum”, hij hoort bij de wilde duiven, (maar) heeft langwerpige vleugels en een kleur als een kwartel (p.298). Gesner hééft zijn kennis van Andreas Bellunensis (Andrea Alpago uit Belluno, circa 1450 - 1521), die ook nog schreef dat de vogel in Syrië algemeen was. Elders, zo vervolgt Gesner, wordt hij alfuachat genoemd. Dat was: bij de Arabische geleerde Ibn Sina (Avicenna, 980-1037), waar de vogel dan voor het eerst staat.
Aan het eind van zijn boek, in de ‘Aanvullingen’, heeft Gesner een duidelijke zandhoentekening, ontvangen van Guillaume Rondelet uit Montpellier (waar het witbuikzandhoen nog steeds broedt, op de Crau, ten oosten van de Camargue). Rondelet schreef dat de vogel leek op de rode patrijs (alectoris rufa), maar dat snavel en poten zwart waren (in plaats van rood). Het gevarieerde kleed beschreef hij ook. En: ‘de vogel wordt angel genoemd’ (waarschijnlijk een vervorming van lokaal jangle, net als ganga een klanknabootsing). Gesner: 'ik denk dat wat hij me stuurde de alchata is’ (“Ego eandem avem esse conijcio quae apud Arabes scriptores alchata, vel alfuachat, & filacotona nominatur”, p.769). ‘En verwant lijkt me perdix damasci, in 1553 door Belon beschreven’. Belon 1555 had als Franse namen perdris de damas en perdris de syrie. Maar die vogel had een korte staart en een normale achterteen: waarschijnlijk was het ammoperdix heyi of ammoperdix griseogularis.
Het witbuikzandhoen is een opvallende vogel, en in de broedgebieden kende men hem dus. Maar hem zijn juiste ornithologische plaats geven, dat duurde tot aan Temminck 1815, zie bij pterocles.