Naumann 1820-1844. Photo credit: BioDivLibrary via Visual hunt / CC BY
Pterocles orientalis (Linnaeus 1758: Tetrao orientalis). Eng. black-bellied sandgrouse. Ned. zwartbuikzandhoen.
Vrij vertaald is pterocles orientalis: turks zandhoen. Fredrik Hasselquist, leerling van Linnaeus, ontdekt de vogel (of kreeg er een aangeboden) in ‘Natolia’, Anatolië. In Hasselquist 1757 staat het zo: “Locus: Natoliae saltus; Aegyptus?” (p.279). Anatolië, in het Turks Anadolu, is grofweg het Aziatisch deel van Turkije. De naam gaat terug op Grieks anatole: de opkomst, van zon of sterren (ana: omhoog, tello: opkomen, van zon of sterren), maar anatole kwam zo óók te staan voor: het Oosten. Orientalis, oosters, werd gevormd bij Latijn oriens: opgaande, gezegd van hemellichamen, en ook dit werd: het Oosten (oriri: opkomen, van hemellichamen). Oriëntaals stond wel voor iets veel breders dan Anatolisch, maar doordat orientalis híer teruggaat op Natolia, hebben we een turks zandhoen. Terzijde: mogelijk kenden de oude Grieken de vogel al, zie bij de kleine trap, tetrax tetrax.
Op zijn reis naar Egypte en Palestina is Hasselquist eind 1749 in het West-Turkse Izmir, vaart in mei 1750 door naar het Egyptische Alexandrië. Het zwartbuikzandhoen broedt tegenwoordig niet in West-Turkije, zat er toen wellicht wel, of Hasselquist kreeg informatie van jagers of vogelvangers (op Turkse markten werd de vogel verhandeld). Latijn saltus, in ‘Natoliae saltus’ hogerop, betekende onder andere ravijn, en dat kan passen bij de biotoop (algemeen: steppen), of men bedoelde: plateaus aan de rand van ravijnen. Een mogelijkheid is natuurlijk ook dat Hasselquist informatie kreeg die niet helemaal klopte.
Het naamdeel orientalis zal van Linnaeus zijn, omdat hij het boek (‘Hasselquist 1757’) na diens dood samenstelde uit de reisaantekeningen en de Oriënt in de aantekeningen over de vogel niet voorkomt (alleen Natolia). In een brief aan Linnaeus, opgenomen in het boek, schreef Hasselquist trouwens dat de vogel wat hem betrof in het genus tetrao hoorde, wat Linnaeus overneemt. Ook schreef hij: het is een soort “som jag tviflar äro beskrefna”, waarvan ik betwijfel of ze beschreven is (p.574). Hij had gelijk.