Photo credit: BioDivLibrary via Visual Hunt / CC BY

Apus melba (Linnaeus 1758: Hirundo melba). Eng. alpine swift. Ned. alpengierzwaluw.

Melba is een raadsel, omdat de betekenis onduidelijk is en omdat Linnaeus 1758 de naam dan ook nog eens voor twéé soorten gebruikte: op p.192 in hirundo melba, op p.180 in fringilla melba, nu pytilia melba, een van de prachtvinken. De ‘overeenkomst’ tussen de twee: de alpengierzwaluw heeft van onderen veel wit, de melba-astrild is van onderen zwart-wit gestreept (wat Linnaeus wist). Over beide vogels heeft Linnaeus zijn informatie uit Edwards, die beide als eerste had - Edwards 1743 had greatest swift voor de alpengierzwaluw, Edwards 1750 had green gold-finch voor de melba-astrild.

Wember 2007: voor nog nauwelijks bekende soorten bedácht Linnaeus soms namen, doordat hij niet op oude kon terugvallen. Maar hij kon die van Edwards gebruiken, of, voor de alpengierzwaluw, van Klein 1750 hirundo maxima, geënt op greatest swift. Eigenhuis 2004: melba kan een “speelse inkorting” zijn van melano-alba, zwart-wit (Grieks melas: zwart, Latijn albus: wit), maar voegt zelf al toe dat zo’n combinatie van Grieks en Latijn “niet gebruikelijk is” (p.47) (en Linnaeus hield er al helemaal niet van). Coomans 1947 opperde Beiers melber: meelhandelaar. Door balen meel te dragen krijgt de melber een witte buik. Maar Linnaeus kende dan dat wóórd, én wilde er een naam van afleiden, wat nogal onwaarschijnlijk lijkt. De verklaringen gaan ook niet op doordat Linnaeus bij beide soorten Melba schrijft: een hoofdletter betekende bij hem meestal dat het om een bestaande naam ging, een die een zelfstandig naamwoord was (vergelijk Mergus Albellus bij het nonnetje, mergellus albellus).

Die bestaande naam blijkt er te zijn, hij staat in Gesner 1555, waar Linnaeus mogelijk zocht of hij de greatest swift vinden kon (voor de astrild hoefde hij daar niet te zoeken, die zat in China, zoals hij abusievelijk dacht). Gesner op zijn beurt had de naam uit Albertus ±1260: “Laros est avis alba marina quam nos melbam (mewam) vocamus, [schrijft] Albertus”, 'de meeuw is de witte zeevogel die de onzen melba (mewa) noemen' (p.562). Was het een foute schrijfwijze van Duits meba, meeuw? En als dit melba de bedoelde naam is, hoe kwam hij dan bij een gierzwaluw terecht?

Edwards 1743 schreef over de alpengierzwaluw: “was shot on the Rocks of Gibraltar” (p.27). ‘En daar trekt hij waarschijnlijk over zee naar Afrika’. Linnaeus 1758 heeft daardoor: “Habitat ad Fretum Herculeum”, de Straat van Gibraltar (p.192). Het was dus een zwaluw bij of van de zee .. En even verderop in Gesner (p.563) las Linnaeus: “Audio etiam alicubu Meerschwalm, id est hirundinem marinam vocari”, ‘Ook verneem ik dat hij [de meeuw] ergens Zeezwaluw wordt genoemd, hirundo marina’ (voor dat zeezwaluw zie bij sterna hirundo).

Misschien dacht Linnaeus dat bij een ‘zwaluw van de zee’, die van Edwards, melba dan wel bruikbaar was, want ook dat was blijkbaar een ‘zwaluw van de zee’.

Een verklaring voor pytilia melba echter levert dit niet op, terwijl je zou denken dat een verklaring beíde namen moet verklaren - tenzij Linnaeus door genoemde ‘overeenkomst’ in het kleed de naam op de vink had ‘overgedragen’ - maar de overeenkomst is te zwak om dit geloofwaardig te maken. Het raadsel is niet opgelost.