Photo credit: Le poidesans on VisualHunt.com / CC BY-NC-SA
Alcedo atthis (Linnaeus 1758: Gracula atthis). Eng. kingfisher. Ned. ijsvogel.
Attike was het gebied waarvan Athene de hoofdstad was. Bij de Romeinen heette het: Attica. Toch is atthis hier niet de Griekse regio-aanduiding atthis, want Linnaeus heeft de ijsvogel uit Hasselquist 1757 en deze zag hem in Egypte, wat Linnaeus overneemt: “Habitat in Aegypto” (p.109). Hasselquist noemde hem “Corvus (aegyptius)”.
Wat overblijft is de Griekse vrouwennaam Atthis. Maar er waren er meer ‘de Attische’. De beroemde Griekse dichteres Sappho werd voor diverse van haar gedichten geïnspireerd door een mooie jonge Atthis. Koning Kranaos van Athene had een dochter Atthis die jong stierf en waarnaar volgens de mythe Attike werd genoemd. Bij de Romeinse dichter Martialis was Atthis een naam voor Procne, dochter van de Atheense koning Pandion, volgens de Griekse mythe veranderd in een nachtegaal, zie bij ptyonoprogne, het genus van de rotszwaluw (Gesner 1555 en Aldrovandi 1600 noemen deze Atthis bij de nachtegaal, maar een naam ervoor werd het niet). Bij Linnaeus is onduidelijk wie hij bedoelde, en wat hij ermee wilde zeggen. Hasselquist gaf de vogel in alle details: mogelijk deden de vele mooie kleuren Linnaeus denken aan de mooie Atthis van Sappho. Jobling 2010 geeft een andere: “Atthis, a handsome, richly dressed Indian youth and son of Limniace, nymph of the Ganges”. Maar de naam was Atys, Grieks Atus. Wel was ook deze mooi gekleed.
Linnaeus weet niet dat het bij Hasselquist de ijsvogel is. En zo heeft hij de ijsvogel twee keer: als gracula atthis (p.109) en als alcedo ispida (p.115). Bij ispida weet hij wél dat het de ijsvogel is. Als regel hanteerde men later dat de eerder genoemde naam in een tekst de officiële moest worden, hier dus atthis. Als oudere naam was ispida beter geweest, al zorgde deze voor vreemde uitleg doordat men uitging van Latijn hispidus: borstelig, stekelig - de naam wás: isida, ispida was een lees- of schrijffout. Van Cantimpré ±1240 ziet er al een klanknabootsing in en Von Megenberg ±1350 benoemt deze: “Isida haizt ain eisvogel und hât den namen von seiner stimme, wan er schreit ysi, ysi” (p.202). De ijsvogel was bij de oude schrijvers goed bekend. Zie ook bij alcedo.
-
Enkele andere namen voor de ijsvogel (de codes zie op Home):
(U) Provençaals bluet: de blauwe (in Mistral 1878, ‘Lou Tresor dóu Felibrige’), Duits blauspecht, specht vooral voor de snavel, Vlaams ijspauwtje, pauw door het vergelijkbare blauw. Provençaals belet: de mooie, was ook een naam voor de goudvink, Italiaans uccello del paradiso: paradijsvogel, vergelijk opmerkingen bij sterna paradisaea. Een van de vele legendes was: ijsvogel en huismus waren broers, maar na het verlaten van het ouderlijk huis ging de huismus dag en nacht aan het werk, de ijsvogel gaf zich aan mooie kleren over (wat men ook van goudvink en pestvogel vond).
(G) Oudengels fiscere: visser. Spaans guardarrío: rivierwachter (río: rivier). E kingfisher, Lockwood 1984: “apparently to be interpreted as excellent fisherman”. Dat ís hij, maar de oudere vorm is king’s fisher: visser van de koning. Lockwood oppert voor deze een herkomst uit Frans roi pêcheur: visserkoning, een naam die mogelijk was ontstaan door Roi Pescheor uit de Arthur-legende. De Visserkoning was de laatste in een geslacht dat moest waken over de heilige Graal. Na een opgelopen wond echter gaat zijn koninkrijk achteruit en rest hem slechts: te vissen in de rivier bij het kasteel. De ijsvogel doet ook zo: zit, spiedend naar vis, onbeweeglijk op een tak. Het blijft een excellente visser, maar van oorsprong stond de naam dan voor iets heel anders.
(?) N ijsvogel. Over de naam is veel geschreven: omdat er ijs leek te zitten, waar hij niet van houdt (in een strenge winter gaan vele dood), en ook omdat ijs hier ijzer zou kunnen zijn: door Oudengels îsern en Oudhoogduits îsarn werd gedacht aan even oud isern en isarn, woorden die ijzer betekenden, en de naam stond dan voor het blauwe: door een wintechniek was ijzer toen blauwglanzend, men maakte er sieraden van (en ern en arno waren de aar, de arend, daarmee had de opvallende jachttechniek een naam gekregen). Kitson 1997 echter: îsern is gewoon ijs-arend, wat Suolahti 1909 al over îsarn zei. IJs voor de blauwe glans die ijs kan hebben? Eerder misschien bedoelde men: bij een wak in het ijs vissende 'arend', waarbij men misschien ook nog dacht: zelfs in strenge winters blijft hij (beide dingen namelijk vielen op). En dan zou het toch gewoon ijsvogel zijn. Wat de naam inhoudelijk ook nog vergelijkbaar zou maken met winterkoning voor troglodytes troglodytes, zie aldaar.
(?) Russisch zimorodok, door Russische etymologen gezien als een vervorming van zemorodok of zemlerodok, waarin Russisch zemlja zit: grond, aarde, land (Nova Zembla); 'rod' is komaf, geslacht, hoort bij rodit’: baren, voortbrengen. De naam betekent dan: die ‘grondgeboren’ is, komend uit de in een steile oever gegraven nestgang. Maar: Russisch zima betekent winter, en dan kan misschien ook ‘wintergeboren’, op twee manieren zelfs: als voortzetting van het verhaal bij de Grieken zie bij alcedo (nestelen en jongen krijgen in de winter), of voor in de winter sterker opvallen, er voor velen ineens lijken te zíjn. Als het dit laatste is, is zimorodok te vergelijken met ijsvogel, maar is het onbedoeld ook een soort Russische tegenhanger van alcedo.