Photo credit: leyland_locals on Visualhunt / CC BY-NC-ND
Rissa tridactyla (Linnaeus 1758: Larus tridactylus). Eng. kittiwake. Ned. drieteenmeeuw.
Meeuwen hebben een korte achterteen, maar bij de drieteenmeeuw is er alleen een stompje of ontbreekt hij helemaal. Brünnich 1764: op de plaats van de achtereen zit een onbeduidend bocheltje. De vogel is dus benoemd naar het feit dat hij alleen voortenen heeft. Vergelijk de drieteenspecht, picoides tridactylus, waar het niet om hetzelfde gaat, wel om drie. Grieks tridaktulos betekende drievingerig, drietenig (treis: drie, daktulos: vinger, teen).
Belon 1555 heeft de vogel als eerste, een adult winterkleed: “Il n’y a quasi point d’ergot derriere en son pied. Et ce qu’il en a, n’est guerres plus gros qu’est la teste d’une espingle”, hij heeft nauwelijks een achterteen, en wát er zit is weinig groter dan de knop van een speld (p.170). Willughby en Ray nemen het over en zo komt het bij Linnaeus, die er tridactylus bij maakt. De beschrijving bij Linnaeus is die van een juveniel of van een eerstewinterkleed (de staart was achteraan zwart).
Martens 1710 zegt het van diverse zeevogels, maar weet het ook van de drieteenmeeuw: “De Meeuw, welcke nae haer geroep Kuutge-geef genaemt word”, heeft “drie Teen” (p.28). Kuutge-geef, in het Duitse origineel van 1675 kutge-gehf, is gelijk aan Engels kittiwake: een naam voor hun roep in de kolonies, zie ook bij rissa. Sibbald 1684 noemde de vogel avis kittiwake, wat Linnaeus had kunnen overnemen, maar er was een toenemende neiging het classificeren te baseren op anatomische verschillen of overeenkomsten en een ontbrekende achterteen is dan interessanter dan een opvallende roep, vergelijk Brünnichs tweedeling bij het genus (rissa is een ander geval: men gebruikte vaak bestaande namen, ook zonder te weten wat ze betekenden).
-
Enkele andere namen voor de drieteenmeeuw (de codes zie op Home):
(U) Engels black-legged kittiwake, tegenover red-legged kittiwake voor rissa brevirostris, de andere meeuw in het genus rissa.
(U) De drieteen is niet de kleinste meeuw, maar kreeg voor het relatief kleine wel namen, onder andere Deens lille sølv: kleine zilver, en Fins pikkukajava: kleine meeuw (Fins pikku: klein, kajava: meeuw, verwant met kajata: weerklinken, en met Sami gajanas: echo). Kokmeeuw en stormmeeuw kregen ook namen voor het ‘kleine’, de dwergmeeuw natuurlijk het meest.
(U) Engels annet, in Engeland een naam voor drieteenmeeuw én stormmeeuw, op Newfoundland voor de drieteenmeeuw. Volgens Lockwood 1984 is de naam gelijk aan de persoonsnaam Annet, die ooit ‘exceptionally common’ was als koosnaampje. Op Newfoundland was er ook Engels lady voor de drieteen. Waarschijnlijk gaat het om namen voor hun ‘bevallige verschijning’. In boeken worden drieteen en stormmeeuw vaak ‘vriendelijk’ genoemd, en geeft men de blik van de gróte meeuwen als ‘onvriendelijk’ (waarbij de bouw van de kop een rol speelt). Misschien speelde het gedrag ook mee, bij de stormmeeuw geeft een Nederlands boek: “Een aardige en fraaie meeuw, bovendien totaal onschuldig en niet, zoals de zilvermeeuw, behept met een roversaard”. Men vond ze, naast de dwergmeeuw, de liefjes onder de meeuwen.
(G) Engels sprat mew - de sprot is een van de vissen die ze pakken.
(G) Noors krykkje, krykja, krytja, een naam die volgens Falk 1903-1906 bij Oudnoords krytja hoort: grommen, grauwen - is dan gegeven voor het oorverdovende lawaai in de kolonies, vergelijk rytr bij rissa.
(V) Engels sea kittie - broedend zijn drieteentjes vooral te vinden bij kliffen en in zeehavens, en buíten de broedtijd óp de zee, zelden aan land - kittie geldt als een verkorting van het klanknabootsende kittiwake zie bij rissa (met invloed van de persoonsnaam Kitty? vergelijk ‘koosnaampje’ hogerop).