Photo credit: doctor_forester via Visual hunt / CC BY-NC
Melanocorypha calandra (Linnaeus 1766: Alauda calandra). Eng. calandra lark. Ned. kalanderleeuwerik.
De oude Grieken hadden een naam kalandros (daarnaast waarschijnlijk een niet opgetekend *kalandra, wat Latijn calandra gaf). Sommigen denken dat het een algemene naam voor 'leeuwerik' was, anderen dat het de kalanderleeuwerik was. Bij de Grieken noemt alleen Dionysius de naam. Hij legde ook uit hoe men de vogel ving en een Italiaans vogelboek uit 1622 prees voor de kalander deze methode nog steeds aan, schreef dat het de beste was: mogelijk was ze dan eeuwenlang doorgegeven, en kalandros kan dan de kalander zijn geweest. Maar Arnott 2007: in ándere weergaves van wat Dionysius schreef, staat de naam als chaladros, charadros of charandros, en dan ging het misschien om de charadrios, zie bij het genus charadrius.
Wanneer het toch kalandros was: de etymologie daarvan lijkt nog niet te helpen. Er is gedacht aan Grieks kulindros: cilinder, en dan was het wellicht een naam voor de zwarte halsvlekken. Ook is gedacht aan Latijn caliandrum: pruik, en dan kan het van oorsprong ook een andere leeuwerik zijn geweest; bij Milaan is calandra de kuifleeuwerik, galerida cristata; sowieso is de naam bij divérse leeuweriken terechtgekomen. Of men dacht aan een klanknaam: kalandros zou kunnen zijn voortgekomen uit een wortel *kal-, voor roepen, waaruit misschien ook de kalender kwam: in het oude Rome riep men aan het begin van de maand de dagen óm, en kalandros zou dan ‘roeper’ zijn, voor de mooie zang. Maar etymologen van het Grieks overtuigt het niet: Chantraine 1968 denkt dat kalandros vóór-Grieks is, Beekes 2010 zegt iets vergelijkbaars. Een betekenis is dan moeilijk te achterhalen.
Teksten uit 1200-1600 duiden erop dat men, noordelijker dan waar hij voorkomt, de kalander vaak in kooitjes had, vanwege die zang. Maar velen kenden de calendris, calander, kalandris, galander waarschijnlijk vooral uit boeken en het is de vraag welke soort men dan voor zich had. Duidelijk is Frederik II ±1246: hij heeft twee kleurtekeningen van de kalander, en heeft daarbij: calandra. Wát de anderen ook hadden, of de Grieken ooit: bij Frederik zijn vogel en naam gekoppeld. Bij Van Cantimpré ±1240 lijkt dat trouwens ook zo te zijn, en Belon 1555 komt tot hetzelfde: hij kent Grieks kalandros niet, wel de kalander zelf, en schrijft dat de Fransen hem calandre noemen (‘men heeft ze in kooitjes’).
Linnaeus 1758 gebruikt calandra voor de grauwe gors, zie bij emberiza calandra, herstelt dit in 1766 en zet de naam bij de kalanderleeuwerik. En zo is kalandros - tenzij Arnott hogerop gelijk heeft - toch nog bij de misschien juiste soort terechtgekomen. Als een wat afwijkende leeuwerik kan hij bij de Grieken heel goed een eigen naam hebben gehad.
-
Enkele andere namen voor de kalanderleeuwerik (de codes zie op Home):
(U) Alauda maxima: grootste leeuwerik (de nog net iets grotere zwarte leeuwerik, melanocorypha yeltoniensis, kende men nog niet). Belon 1555 had alauda maxima, en in de tekst: hij is “quasi aussi grande qu’vn Estourneau”, ‘bijna zo groot als een spreeuw’ (p.270). Een naar Duitsland afgedwaalde kalanderleeuwerik werd in 1905 nog voor een lijster gehouden, wat ook geen kleintje is; hij werd als een lijster te koop aangeboden (Mohrbach 1939, ‘Vögel der Heimat’, deel I). Belon, omgekeerd: in Frankrijk zien ‘veel hofleveranciers’ in de grote lijster een kalanderleeuwerik (omdat ze onder die naam beter verkochten?).
(U) Provençaals coulassado, gevormd bij coulasso: halsband (Frans collier). Buffon 1770-1783: ‘het is een naam voor de zwarte halsband’ - ‘de vogel zit niet overal in Frankrijk’, is wel “commune en Provence”. Duits ringlerche, omdat de zwarte vlekken op de bovenborst de indruk kunnen geven van een ring. De naam is van vóór 1800, werd in Duitsland veel gebruikt. Uit 1760 bekend is große ringlerche.
(U) Duits dickschnabellerche, tegenwoordig de officiële Duitse naam voor galerida magnirostris, een vogel van Zuid-Afrika die in het Afrikaans daar dikbek-lewerkie heet.
(V) Spaans calandria de los campos, kalander van de velden, Russisch stepnoj zjavoronok: steppeleeuwerik (Nederlands steppe is ontleend aan Russisch step’). Snow 1998 schrijft over de kalander: is “Essentially a steppe bird” (het algemene Russische zjavoronok, leeuwerik, is wel eens gerelateerd aan Slavisch gavran: raaf, en zou dan ‘raafje’ zijn, maar voor de betekenis gaf dat een probleem, tenzij het van oorsprong een naam voor de zwárte leeuwerik was, en later een algemene werd).