Photo credit: Aaron Maizlish via Visual Hunt / CC BY-NC

Riparia riparia (Linnaeus 1758: Hirundo riparia). Eng. sand martin. Ned. oeverzwaluw.

De Romeinen noemden de oeverzwaluw riparia: oevervogel (Latijn ripa: oever, vooral van een rivier, Latijn riparius: tot de oever behorend, aan oevers voorkomend). Plinius weet ook waarom hij zo heet, merkt op dat hij rivieroevers uitholt om erin te nestelen (hij bedoelt niet ijsvogel of bijeneter). Bij sommige Romeinse schrijvers stond de naam overigens al als hirundo riparia, bij andere gewoon als riparia. Huidig Italiaans is ripario.

De vogel is in vele talen benoemd naar het koloniegewijs nestelen in steile, liefst zandige wanden van een oever (soms in een zandafgraving enzovoort). Etymologisch betekent ripa waarschijnlijk óók zoiets: ‘ingestorte wand’. De vogels graven er horizontale gangen, met aan het eind een plaats voor het nest. Boven het water jagen ze op insecten enzovoort. Voor dit alles ontstonden de naamtypen 'oeverzwaluw', 'waterzwaluw', 'zandzwaluw', 'gangzwaluw', 'aardzwaluw'. Voor zover na te gaan valt is 'oeverzwaluw' het oudste type, gezien hirundo riparia, maar ook gezien de opgetekende noordelijke vormen (in hun ontstaan deels wellicht beínvloed door de Latijnse naam): Oudengels stæðswealwe, Duits über swalbe bij Turner 1544, Frans hirondelle de rivage bij Belon 1555. Alle drie betekenden: oeverzwaluw.

-

Enkele andere namen voor de oeverzwaluw (de codes zie op Home):

(U) Helgolands letj gri swûlk: kleine grijze zwaluw (het Helgolands hoort bij het Noordfries). De oeverzwaluw is de kleinste van de Europese zwaluwen en heeft een grijsbruine bovenkant. In Brabant bedacht men bruintje. Klein 1750 had hirundo minor terrei coloris: kleine zwaluw van een aardekleur. Officieel Italiaans is topino, waarin topo de muis is, en de naam kan dan geïnterpreteerd worden als 'de muisgrijze', 'de muisbruine', of als 'muisvogel' - met inbegrip misschien van het holletje waarin hij verdwijnt ..

(G) Catalaans parpalló, vergelijk Frans papillon: vlinder. Vlak voor hun nestholten in de zandbank fladderen ze, net als vlinders, vliegen er daarna ín.

(G) Spaans avión zapador, zapador is sappeur, sappeurs waren militairen die loopgraven aanlegden (de oeverzwaluw graaft gangen). Spaans avión zit ook in avión común voor de huiszwaluw, maar is ook genoteerd voor de gierzwaluw, apus apus. Spaans avión is vliegtuig, gaat terug op Latijn avis: vogel, maar avión wordt er zelden mee verbonden: meestal veronderstelt men als oudere vorm gavión (nu de Spaanse naam voor de grote mantelmeeuw, bij Santander een naam voor de gierzwaluw) en avión is dan verwant met Latijn gavia: meeuw, zie bij gavia. Kwam de naam dan bij de zwaluwen terecht door de sterns, die men zeezwaluw noemde? Dat naamtype was er ook in de Romáánse talen, in de boeken althans, en opgetekend is ook Provençaals gabieto, voor de visdief, sterna hirundo. Het onverwachte verband kón er dus zijn (of is op een andere manier te verklaren).