Winterkleed. Photo credit: petitpere via VisualHunt.com / CC BY-NC-SA
Anthus spinoletta (Linnaeus 1758: Alauda spinoletta). Eng. water pipit. Ned. waterpieper.
Bij Willughby 1676 en Ray 1678 was de vogel waarop Linnaeus zijn spinoletta baseerde ‘een leeuwerik, kleiner dan de veldleeuwerik, bovenop groenachtig grauw, de borst gevlekt, een dunne zwarte snavel met gelige onderkant, zwarte poten, de lange achterteen van een leeuwerik’. Dat is: een waterpieper of oeverpieper in het winterkleed. Ze zien de vogel als ze op hun grote reis door Europa op de markten van Venetië en Florence zijn, in de winter van 1663-1664 (vogelvangers die op die markten hun waar verkochten, vingen wellicht soms een van de weinige doortrekkende oeverpiepers, maar de waterpieper daalt er in de herfst van de bergen af, zeg maar: richting Florence, of Venetië).
Maar de spinoletta van Linnaeus was een schrijffout. Linnaeus zei dat hij de naam uit spinoletta florentinis bij Ray 1694 haalde, maar daar stond spipoletta florentinis, en bij Willughby 1676 stond spipoletta florentiae. De versie bij Linnaeus leidde wel tot interpretaties: uitgaand van Latijn spina (doorn) dacht men dat de naam ofwel gegeven was voor de lange nagel van de achterteen (‘als een doorn’), ofwel voor de doornstruiken waarbij de vogel zich zou ophouden. In de ware versie spipoletta is de naam een verkleining van Italiaans spipola. Volgens Aldrovandi 1600 benoemden Italiaanse vogelvangers hiermee drie soorten (“aucupes nostri Spipolas nuncupant”, p.730). Het zouden piepers kunnen zijn: spipola maior, de eerste en grotere, is wellicht de waterpieper (‘grijze kop, roodachtige borst’), spipola altera, ‘de andere’, 'de tweede', is wellicht de graspieper, spipola alba, de derde, is onduidelijk. Voor de graspieper, anthus pratensis, zijn er in Italië spipola en spippola, en de officiële naam is pispola. Ze horen bij de klanknabootsende werkwoorden spippolare (zingen) en pispigliare (fluisteren). En vrij vertaald zijn spipola en spipoletta dan: pieper en piepertje. Het zijn algemene namen (zie ook bij G verderop).
Willughby en Ray begrepen niet dat spipoletta een algemene naam was, zagen er een soortnaam in.
-
Enkele andere namen voor de waterpieper (de codes zie op Home):
(G) In Zwitserland, waar ze deze bergvogel vogel goed kennen, zijn er de namen zvitt en svissviss, nabootsingen van de roep, een lang en scherp wiest, ongeveer als bij de oeverpieper, maar die komt er niet voor. Wel is er in hetzelfde gebied vitt-vitt voor de graspieper, en net als spipola enzovoort hogerop hoort het naamtype dan in wezen bij de algemene namen zie onder pieper bij anthus. Bechstein 1807 hoorde al wel het verschil: “Er schreyt fast wie ein Wiesenpieper [graspieper], doch heischerer und gröber: Hisch! Hisch hisch!” (p.750).
(V) N waterpieper. In de zomer is de waterpieper een vogel van Zuid- en Oost-Europese bergen boven de boomgrens (Duits bergpieper, Zwitserduits steilerche: steenleeuwerik), na het broedseizoen daalt hij van de bergen af, waarbij een deel niet verder gaat dan dat (de berg af), een deel naar het Zuiden trekt, maar een ander deel opmerkelijk genoeg naar het Noordwesten, en in de winter is hij dan te vinden bij water of in ondergelopen gebieden. Schlegel 1828 gáf waterpieper, verwijst naar Bechstein, die in 1807 anthus aquaticus en Duits wasserpieper gegeven had, met in de tekst: “Sein Aufenthalt [in de winter] ist am Wasser” (p.751), waarbij hij ook beschreef waar hij hem had gezien. Engels water pipit zal ook een vertaling zijn.