Photo credit: Langham Birder on Visualhunt

Ficedula parva (Bechstein 1792: Muscicapa parva). Eng. red-breasted flycatcher. Ned. kleine vliegenvanger.

Latijn parvus betekende klein. Alle Europese vliegenvangers zijn klein, maar de kleine is de kleinste: 11-12 cm, is daarmee kleiner dan de roodborst, erithacus rubecula, waarop hij lijkt. Door die gelijkenis trouwens zet Bonaparte 1838 een aantal roodborst-vliegenvangers in het genus erythrosterna, wat letterlijk roodborst betekent, en in 1850 noemt hij de kleine vliegenvanger erythrosterna parva: kleine roodborst. Ook de officiële Engelse naam is er een voor de oranjerode keel en bovenborst van het adulte mannetje.

Bechstein zág geen rood: hij beschreef een vrouwtje, of een mannetje eerste zomer, en bij beide is de keel wit. Als Duitse naam gaf hij kleiner fliegenfänger en daarvan maakte hij muscicapa parva.

De kleine vliegenvanger kreeg vooral namen voor het kleine en het rode. Een opvallende uitzondering is Russisch лоцманчик, lotsmantsjik, opvallend ook doordat de naam min of meer Nederlands is: er zit ‘loodsman’, een scheepsterm die net als diverse andere met Peter de Grote in Rusland terechtgekomen is. In Rusland is het een bekende naam (is niet de officiële). Hij ontstond bij Petersburgse vogelvangers (en Petersburg is een belangrijke havenstad). Russische sites geven geen etymologie, of zeggen dat niet duidelijk is waar de naam voor staat, maar Svensson 2010 schrijft: “Zit nogal rechtop, vaak geëxponeerd op een uitkijkpost”. Daarin zou de verklaring kunnen zitten. Het kleine van de vogel zit er trouwens ook: lotsmantsjik is loodsmannetje. En missschien droeg de loods toen ook wel iets roods ..