Photo credit: 57Andrew via Visual Hunt / CC BY-NC-ND
Cisticola juncidis (Rafinesque 1810: Sylvia juncidis). Eng. zitting cisticola. Ned. graszanger.
Juncidis is een vreemde vorm: -idis is geen Latijns achtervoegsel. Bij Latijn iuncus, bies, hoorde wel iuncidus, wat Pitiscus 1738 omschrijft als: “Dun, teer, rank gelijk een bies”. Jobling 1991, mogelijk door de onverwachte vorm, denkt dat juncidis een verkleíning van iuncus is, en dan “small reed dweller” betekent, ‘kleine rietbewoner’.
In de tekst van Rafinesque staat wat hij bedoelde: in de buurt van Roccella [een dorp aan de noordkant van Sicilië] zag ik dit vogeltje “saltellare sopra i giunchi nei luoghi umidi”, ‘op vochtige plaatsen boven biezen heen en weer vliegen’ (p.7). Giunchi is het meervoud van Italiaans giunco: bies, rus - en dát was de voortzetting van Latijn iuncus. Rafinesque bedoelde dus ‘bij biezen voorkomend’, maakte daarbij wel een fout, had beter juncensis kunnen gebruiken, vergelijk hortensis in sylvia hortensis, of arvensis in alauda arvensis.
Bies is overigens niet het enige waarbij de graszanger voorkomt, hij zit bij allerlei grassoorten, of andere geschikte planten.
-
Enkele andere namen voor de graszanger (de codes zie op Home):
(U) Spaans bueyesito, waarin buey zit: de os. Spaans cienlibras, letterlijk: honderd pond. Beide namen zijn ironisch bedoeld voor de grootte, de graszanger is slechts een fractie groter dan de winterkoning, troglodytes troglodytes, die ook dit soort namen kreeg, onder andere Frans bœuf: os. Spaans buitrón is ook een naam voor de graszanger, zit ook in cisticola buitrón, de officiële Spaanse naam voor de soort: ook dit lijkt ironie, omdat buitre gier betekent, buitrón zelfs ‘grote gier’ lijkt te betekenen. Ook de Spaanse Wikipedia-site over de graszanger geeft dit als verklaring, oppert geen alternatief, wat er wel ís: in de visserij is de buitrón een zakvormig net, ‘buitrón para pesca’, en buitrón kan dan een naam zijn geweest voor het flesvormige nest, daarvoor zie bij cisticola.
(G) Officieel Italiaans beccamoschino: ‘die vliegjes pikt’ - insecten enzovoort - soms in de vlucht. Cisticola’s zijn klein, eten daardoor kleine insecten.
(G) E zitting cisticola, een naam voor het tsip in de vlucht, het tsip-tsip-tsip in de zang. Hiervoor gegeven zijn ook Catalaans trist, en Italiaans tinti en zinzi. Op het Indonesische eiland Sulawesi is er tiku, wat ook een klanknabootsing kan zijn, zoals ook Xhosa i-xinto. De graszanger zit in Europa, Azië en Afrika. In het Afrikaans van Zuid-Afrika heet de vogel gewone veldtingtinkie (Roberts 1957, ‘Birds of South Africa’), tingtinkie is een naam voor diverse kleine zangvogels, maar gezien ‘gewone’ was het er misschien primair een voor de graszanger, en dan zou hij voor de zang kunnen staan.
(G) Nederlands waaierstaartrietzanger, mogelijk een vertaling van Engels fan-tailed warbler, beide namen zijn inmiddels vervangen, door graszanger respectievelijk zitting cisticola. De vogel leeft verborgen, wordt vaak pas opgemerkt door de zangvlucht en daarbij spreidt hij de staart (vooral dan is het zwart-witte uiteinde van de staartveren te zien). In de Provence is er mountauciel, opgetekend in Jaubert 1839, ‘Richesses orntihologiques du Midi de la France’. Er zit: mount au ciel, opklimming naar de hemel, en dan is het een naam voor de zangvlucht.