Photo credit: Andrew 3457 on Visual hunt / CC BY
Certhia familiaris Linnaeus 1758. Eng. treecreeper. Ned. taigaboomkruiper.
Latijn familiaris betekende: ‘van de huisgemeenschap’. Secundair kwam het woord ook te staan voor vertrouwd, familiair, want met het huis verbonden, en de lijn doortrekkend zit je dan al gauw bij: gewoon. Plinius bijvoorbeeld had het over “Arbor Italiae familiaris”, ‘een boom die in Italië gemeen is’, veel voorkomt.
In de ornithologie gebruikte men familiaris, communis, trivialis vaak om bekende of veel voorkomende soorten te benoemen, zie ook bij sylvia communis, anthus trivialis, sturnus vulgaris. Linnaeus gaf familiaris echter niet omdat de vogel in zijn land Zweden zo gewoon was, hoewel ook niet “weil nur diese Art in Skandinavien vorkommt”, zoals Wember 2007 oppert: weten van twee soorten komt laat, zie bij dé boomkruiper, certhia brachydactyla (wel is de eerst bekende de taigaboomkruiper, hoewel door een toeval, zie bij certhia: het toeval is Turner 1544, dat hij in Engeland woont, eenzelfde toeval als later bij Linnaeus: dé boomkruiper zit ook niet in Zweden).
Bij oudere schrijvers leest Linnaeus over certhia, certhia zonder meer, soms wel met de toevoeging creeper of tree creeper, Ray 1678 bijvoorbeeld had: “The Creeper. Certhia” (p.144). Linnaeus zelf had in 1746 Zweeds krypare: kruiper. Er was in Europa blijkbaar één certhia, één vogel die (boom)kruiper heette.
Linnaeus’ leermeester Olof Rudbeck (1660-1740) had van de Zweedse een kleurtekening gemaakt. En Linnaeus wist genoeg over de vogel om hem eventueel certhia arborea te noemen, zeg maar: boomkruiper, maar in 1758 kent hij via Edwards ook vier buiten-Europese soorten, certhia caerulea enzovoort, en de Europese noemt hij dan certhia familiaris, waarschijnlijk om uit te drukken dat dit ‘die van ons’ was, de Europese, vergelijk nostras, ‘de onze’, bij anthus trivialis.
Bij de boomklever kiest Linnaeus anders, geeft sitta europaea. Alhier had hij ook certhia europaea kunnen geven.
-
Enkele andere namen voor de taigaboomkruiper (de codes zie op Home):
(U) Engels ox-eye creeper, 1667. Engels ox-eye, osse-oog, ging ‘kleintje’ betekenen, en werd als ox-eye een naam voor kleine vogels, mezen bijvoorbeeld, ‘zo groot als een osse-oog’. Lockwood 1984: het was een vertaling van Frans œil de bœuf: osse-oog, een naam voor de winterkoning, zie bij troglodytes troglodytes. Niet geheel toevallig is er voor dé boomkruiper, certhia brachydactyla, Frans bœuf, maar dat is de héle os, ironisch bedoeld (en deze naam is er óók voor de winterkoning). In Engeland zit de taigaboomkruiper, in Frankrijk vooral brachydactyla.
(U) Motacilla scolopacina, in Strøm 1788, ‘Nye Samling af det Kongelige Norske Videnskabers Selskabs Skrifter’. Linnaeus had certhia familiaris gegeven, Strøm noemt deze niet, dacht misschien dat hij een nieuwe soort beschreef (het was ook bij hém de taigaboomkruiper: brachydactyla zit daar niet). Hij kiest scolopax - snip, zie dat genus - vanwege de boogachtige snavel en het gevlekte kleed van de taigaboomkruiper. Snippen echter hebben réchte snavels, misschien dacht hij aan de bonte strandloper, calidris alpina, die een licht gebogen snavel heeft: scolopax werd voor diverse steltlopers gebruikt, onder andere voor die waarin men makkelijk een snip kon zien. Met motacilla plaatst Strøm de ‘snipachtige’ bij de (kleine) zangvogels.
(G) Russisch pisjtsjoecha, gevormd bij pisjtsjat: piepen, en dan een naam voor het ijle, vibrerende srrie. Pallas 1811 had ook nog andere Russische namen opgetekend: “Rossice Swertschok (Gryllus domesticus) et Polspk (reptator)” (I-433). Russisch svertsjok is de krekel, maar als svertsjok is het de taigaboomkruiper (én de sprinkhaanzanger, zie bij het genus locustella); polspk lijkt verkeerd genoteerd, maar hoort waarschijnlijk bij Russisch polzat’: kruipen (Latijn reptator achter de naam betekent kruiper). Pallas treft de vogel in de bossen van Rusland en Siberië: brachydactyla zit daar niet.
(G) Engels tree mouse, muis kan voor het bruine staan, maar misschien nog meer voor als een muisje tegen de schors opkruipen: Engelse bronnen hebben een voorkeur deze uitleg (Duits scherzenvögelin uit 1591 gaat ook daarover, betekent schorsvogeltje). Pallas gaf als zijn officiële naam certhia scandulaca, waarin Latijn scandere zit: klimmen, bestijgen (scandulaca was bij de Romeinse schrijver Festus een klimplant die veldvruchten doodt, door ze te omstrengelen - de winde? ‘eyn cruyt dat die bome off staecken oploipt’).
(V) N taigaboomkruiper: hij zit niet alléén in de taiga, maar de andere boomkruiper zit daar in elk geval níet.
(V) E treecreeper: in Engeland broedt alleen familiaris, dat is daar dé boomkruiper, in Nederland broedt alleen brachydactyla, zodat Nederlands boomkruiper voor díe de naam is. Ook in Finland broedt alleen familiaris, daar in de taiga. De officiële Fins naam is puukiipijä: boomklimmer, brachydactyla heet er etelänpuukiipijä: zuidelijke boomklimmer.