Photo credit: Peter R Steward on VisualHunt
Lanius minor Gmelin 1788. Eng. lesser grey shrike. Ned. kleine klapekster.
Latijn minor betekende kleiner, in vogelnamen vaak: klein. De kleine klapekster is ietsje groter dan de grauwe klauwier maar kleiner dan de klapekster en daarmee vergeleek men meestal, omdat de twee zo op elkaar lijken. Op minor kun je natuurlijk vanzelf komen, maar Gmelin zag misschien ook de naam spinitorquus minor, ‘kleine doorndraaier’, wat bij Gesner 1555 waarschijnlijk de kleine klapekster was (voor doorndraaier zie bij lanius).
Gmelin verwijst alleen naar Buffon 1770-1783, die uit Italië ‘een variëteit van de klapekster’ ontving, die van de klapekster afweek door “une teinte de roux sur la poitrine et le ventre”, ‘een rossige tint op borst en buik’ (vergelijk Temminck bij lanius meridionalis, maar gezien wat er bekend is over de trekbewegingen van de zuidelijke klapekster, en gezien het sterk Iberische ervan, is er slechts een minieme kans dat die het was).
Gmelin had ook kunnen verwijzen naar Aldrovandi 1599, die onder lanarius minor klapekster en kleine klapekster had (lanarius was, vrij vertaald: ‘kleine voor de valkerij ongeschikte roofvogel’, zie lanarius bij falco biarmicus, het is niet een variatie op lanius). In de tekst noemt Aldrovandi de kleine expliciet nog eens minor, ‘voor het overige is hij grotendeels gelijk aan de grotere’. Voor het roofvogelachtige zie bij lanius.
Gezien wat Arnott 2007 geeft, waren de Grieken waarschijnlijk de eersten die de kleine beschreven, zat hij bij Aristoteles mogelijk zelfs twee keer: als de pardalos (geheel asgrijs, kleiner dan de wielewaal, leeft in groepen) en als de malakokraneus, letterlijk zachthoofd, in Latijnse vertaling bij Gaza 1476 molliceps, idem zachthoofd (geheel asgrijs, iets kleiner dan de lijster, een korte ronde snavel, een grote kraakbeenachtige kop, zit bij voorkeur op vaste uitkijkplaatsen; vergelijk bij de klapekster de opgerichte speurhouding). Misschien waren het namen in uiteenlopende regio’s. Of: als de lijster in ‘iets kleiner dan de lijster’ de gróte lijster was, was malakokraneus misschien de klapekster (maar misschien was de kollurion dat, zie bij lanius collurio). Bij pardalos en ‘in groepen levend’ past goed wat Snow 1998 over de kleine schrijft: “Breeding territories typically in neighbourhood groups of 3-7 (2-10) pairs”. Je verwacht niet dat men twee zo sterk gelijkende vogels makkelijk onderscheidde, maar vogelvangers konden dat waarschijnlijk.
-
Enkele andere namen voor de kleine klapekster (de codes zie op Home):
(U) Italiaans agassella: ekstertje, vergelijk Duits elsterle bij lanius excubitor, beide soorten lijken wat op de ekster.
(U) Lokaal Italiaans mantellada: de gemantelde (mantèllo is mantel). Het is een naam die ook bij excubitor past, maar die is er in Italië alleen in de winter, en alleen in het uiterste Noorden. Verder is er voor de kleine lokaal Italiaans cornacchiulu, waarin cornacchia zit, de kraai, maar in Italië zit vooral de bonte kraai, en die heeft een mantel.
(U) Officieel Duits schwarzstirnwürger, klauwier met een zwart voorhoofd (Stirn). Dat voorhoofd is een van de verschillen met excubitor. De naam gaat terug op Brehm 1831, op zijn schwarzstirniger würger, lanius nigrifrons (Latijn frons: voorhoofd). In diverse landen is ‘klauwier met zwart voorhoofd’ de officiële naam, Russisch sorokopoet tsjernolobuj, Turks kara alınlı örümcekkuşu, enzovoort.
(U) Officieel Italiaans averla cenerina: asgrijze klauwier (averla, de algemene Italiaanse naam voor de klauwieren, is wel eens verbonden met het werkwoord avere: hebben, hier dan waarschijnlijk in de betekenis krijgen, pakken, en vergelijk dan lanius). Afrikaans gryslaksman: grijze klauwier, de naam past ook bij excubitor, zie ook namen aldaar, maar deze komt niet in Zuid-Afrika, minor overwintert er (Afrikaans laksman betekent ‘klauwier’, de grauwe klauwier bijvoorbeeld heet er rooiruglaksman, als gewoon woord betekent laksman: beul, scherprechter).
(G) Lokaal Italiaans paglionica: vlinder, een naam bij Napels, volgens Desfayes 1998 voor de vlinderachtige vlucht. Snow 1998 heeft het over “slow display-flights in wide sweeps”.
(G) Catalaans trenca: breker, verbrijzelaar (trencar is breken). Italiaans castrica, ook gegeven voor de andere klauwieren, hoort waarschijnlijk bij castrare (castreren), zóu dan een naam kunnen zijn voor de ‘gesneden’ lijkende oogband die klauwieren hebben, maar voor snijden gebruikt men meestal tagliare en waarschijnlijk is castrica dan gelijk aan lanius.