Photo credit: Richard Towell on VisualHunt.com / CC BY-NC-ND

Carduelis carduelis (Linnaeus 1758: Fringilla carduelis). Eng. goldfinch. Ned. putter.

De Romeinen kenden een vogel die ze carduelis noemden, vrij vertaald: distelvogel, eigenlijk: ‘van de distel’, ‘aan de distel toebehorend’ (de naam is met het achtervoegsel -elis gevormd bij Latijn carduus: distel). Men heeft altijd aangenomen dat het de putter was, die door de distels en doordat men ze op ‘distelhoofdjes’ zag zitten, vele namen kreeg, Nederlands distelvink, Engels thistle finch, Oudhoogduits distilfinko, Frans chardonneret (chardon: distel, uit dat carduus). Putters eten zaden van composieten, in het bijzonder distels, ook klissen en paardebloemen (maar ze eten ook zaden van bepaalde bomen).

Via een kunstig samenspel van snavel en pootjes krijgen ze deze zaden te pakken. In de kooitjes waarin men ze had, werd dat een vermaak: ze leerden om aan draadjes opgehangen voedsel te bemachtigen, of om water te ‘putten’, wat in Nederland putter gaf, in Engeland draw-water. Plinius lijkt het al te zeggen, de passage wordt zo althans geïnterpreteerd: “De kleine Distel-vinken doen wat men haar leert en dat niet alleen met haare stemme maar ook met haare nebbe en pootjes, dewelke zy in plaats van handen gebruiken” (Nederlandse vertaling Plinius, 1769). Von Megenberg ±1350 is explicieter: “er hât die art, sô er gevangen wirt und beslozzen in ainem vogelhäusel, sô zeuht er wazzer auf in ainem väzzel an ainem vadem [draad] mit seinem snabel und helt ez ze stunden mit ainem füezel unz er getrinket” (p.184). Albertus ±1260 beschreef het ook al.

De Grieken hadden voor de putter nog méér namen dan de Romeinen, al zijn enkele niet helemaal duidelijk. Wel duidelijk zijn aster: ster, voor de rode gezichtsvlek van voren gezien, chrusometris: goudband, voor het geel op de vleugels, mooi te zien als de vogel opvliegt, poikilis: de bontgekleurde, en akanthis, maar voor deze zie bij de sijs, spinus spinus (ook is er het genus acanthis).

Bij oude schilders was de putter ook geliefd. Vaak beeldde men hem af in de handen van het kind Jezus. De vogel kon daarbij diverse symbolische betekenissen hebben.

-

Enkele andere namen voor de putter (de codes zie op Home):

(U) Spaans soldadito: soldaatje, militairtje. Engels sheriff’s man, de Middeleeuwse sheriff’s man-at-arms was uitgedost in geel en zwart. Engels proud tailor: trotse kleermaker, trots op de kleren die hij voor zichzelf heeft gemaakt. Spaans sietecolores: zevenkleuren, ‘alle kleuren van de regenboog’. Officieel Frans chardonneret élégant: sierlijke putter, en in 1826 gaf Stephens carduelis elegans. Belon 1555 schreef: ‘de chardonneret is het mooiste Franse vogeltje’.

(G) Officieel Duits stieglitz, een nabootsing van het snelle, zilveren, ‘tiglit’, ‘tickeliet’, waarvan ook officieel Fins tikli een verklanking zal zijn, en zo zijn er ook lokaal Frans ticoli, lokaal Spaans chiculio, op Helgoland ziebelitsch, enzovoort. In Duitse boeken wordt het geluid vaak met ‘stiegliet’ aangeduid, hoewel ook met ‘pickelnick’ enzovoort. Suolahti 1909 stelt dat de Duitse naam in de 12e eeuw ontleend werd aan Sloveens ščegljec - vergelijk huidig Tsjechisch stehlik, Pools szczygiel, Russisch sjtsjegol’ - het is de algemene Slavische naam voor de putter. Albertus ±1260 had de eerste Duitse versie, stygelicz, begreep ook al het benoemingsmotief: “ab imitatione vocatur vocis” (nabootsing van de stem). De naam kreeg in het Duitse taalgebied vele variaties, ook stachlitz, wat onder invloed van ‘steken’ kan zijn ontstaan, de stekende distels (Frisch 1763 dacht het van stieglitz zelf: “Insgemein heißt er Stieglitz, von den stechenden und stachlichten Disteln”).

(?) Officieel Spaans jilguero, ielghèro, met als oudere vorm silguero. Volgens sommigen is de naam gevormd bij Latijn silybum, sillybus: een bepaald soort distel (Grieks sillubon, de naam van een distel); volgens anderen ontstond hij doordat er lang geleden sirgo’s waren: gekleurde zijden stoffen, de kleuren van de putter deden aan die stoffen denken.