Photo credit: don r faulkner via VisualHunt.com / CC BY-SA
Loxia curvirostra Linnaeus 1758. Eng. crossbill. Ned. kruisbek.
In curvirostra zitten Latijn curvus: krom, gebogen, en rostrum: snavel. Men kan ‘met gekromde snavel’ lezen, maar beter is ‘krombek’, bij Gesner 1555 namelijk was het de vertaling van Duits krummschnabel: krombek, zie bij loxia, een naam die óók van Gesner is.
In wat Gesner voor de vogel geeft, vindt Linnaeus zijn hele naam: loxia curvirostra. Daarin zit twee keer de scheefheid/kromheid. Het gekruiste is, zo men wil, níet benoemd. En dus schrijft Houttuyn 1763: “Deeze is de Loxia of Loxias der Ouden en Hedendaagschen, of Curvirostra, dat Krombek betekent, doch eigentlyker kan men hem Kruisbek heeten” (p.499). Houttuyn volgt een redenering van Frisch 1733-1763: ‘creutz-schnabel is voor deze vogel een betere naam dan krumm-schnabel'. In de oudste beschrijving van de soort, zie bij het genus, stond het al: “they had the parts of the beak crossed”. Daar ook nog andere dingen.
-
Enkele andere namen voor de kruisbek (de codes zie op Home):
(U) Officieel Noord-Amerikaans red crosbill, hoewel ook de andere kruisbekken rood zijn, de naam kan zijn ontstaan doordat in Noord-Amerika naast de kruisbek alleen de witbandkruisbek voorkomt, loxia leucoptera, en deze zit noordelijker en is minder bekend. Voor Engeland opgetekend is de naam niet, wel is er robin hawk, waarin de robin de roodborst is, zie bij erithacus rubecula, de havik symboliseert waarschijnlijk de kromme snavel.
(U) Duits gelber kriniß, in Schwenckfeld 1603. Naast rote krinisse (een meervoud) heeft hij geelbe krinisse - en schrijft dat Silezische vogelvangers diverse soorten kruisbek onderscheidden, onder andere naar de kleur - geel staat voor wat we nu weten dat de vrouwtjes zijn (voor kriniß zie crînis bij loxia).
(G) Russisch klest, volgens een Russische site te verbinden met klevat’: pikken, volgens Pajevski 2018 met klestit’: knijpen, klesjí: nijptang, wat meer voor de hand ligt dan klevat’. Zweeds kägelrifvare, in Nilsson 1817, de naam betekent: kegelwrijver (het werkwoord rifva, tegenwoordig riva, betekent wrijven, krabben, maar ook: openrijten, in stukken scheuren). Algemeen Fins voor de kruisbekken is käpylintu: kegelvogel (Fins käpy: kegel, lintu: vogel).
(V) Engels common crossbill, omdat hij onder de kruisbekken de meest voorkomende is.
(V) Officieel Duits fichtenkreuzschnabel, en Bechstein 1795 had tannenvogel. De Fichte is de spar, de Tanne ook, maar vooral de zilverspar. Bechstein: “In Deutschland bewohnt er allenthalben, wo man ihn kennt, die Fichten- und Tannenwälder” (p.250).
(V) Nederlands pestvogel, vergelijk dezelfde naam bij bombycilla garrulus, die dé pestvogel is, maar een enkele keer noemde men ook de kruisbek zo. Van Heenvliet circa 1636, ‘Het Jacht-Bedryff’, had: een “Verhael van eenige vreemde vogels hier te Lande selden gesien [...] In het jaer 1627 [...] Hadden tegens de gewoonte van andere vogelen beijde de boven ende onderbeck krom over malcanderen gebogen seer scharp ende meerder gebogen als eenige roofvogel de boven-beck heeft [...] Waren schoon bont van veeren ende meest alle verscheijden van couleur, soo dat selden twee van gelijcke vederen gevonden wierden. In het eijnde van deselve somer was in Hollandt een groote pestilentie. Ende lieden gedachten als doen dat lange jaeren geleden meenichten van diergelijcke vogelen gezien waeren, ende dat doen mede een groote pestilentie daer op gevolght was, werden daerover van veele pestvogels genoemt bij gebreck van een ander naem: want een ongewoone vogel is, ende in het leven van lieden van 80 ende 90 jaeren maer tweemael gesien" (p.78).