Photo credit: Sergey Pisarevskiy on VisualHunt

Carpodacus erythrinus (Pallas 1770: Loxia erythrina). Eng. scarlet rosefinch. Ned. roodmus.

Pallas schreef: ‘ik zag loxia erythrina bij de Wolga, maar Daniel Messerschmidt zag hem eerder al, bij de rivier de Tom’ (waarnaar Tomsk is genoemd, de Russische stad). Messerschmidt was in de jaren 1720-1727 in Siberië. Pallas: ‘in zijn manuscript noemde hij hem erythraeus’ (in 1811 heeft Pallas dit zó: “Erythraeus, passeris genus”, 'een mussensoort’, II-8). Messerschmidt was dan de eerste die de roodmus had, zoals ook de roodstuitzwaluw, cecropis daurica, en de terekruiter, xenus cinereus.

In erythraeus en erythrinus zit Grieks eruthros: rood. Het volwassen mannetje roodmus heeft veel rood, karmijnrood. Pallas: ‘Bij de Wolga heet hij krasnoi verobei: rode mus (huidig Russisch vorobej: mus, krasnuj kan zowel rood als mooi betekenen, zodat het ‘Mooie Plein’ na de rode revolutie van 1917 zonder problemen het ‘Rode Plein’ kon worden). Wember 2007 stelt dat Aristoteles een vogelnaam eruthrinos had en dat deze bij de roodmus terechtkwam, maar de naam is niet te vinden, ook niet bij andere Griekse schrijvers. Aristoteles had wel een vis die zo heette.

Pallas 1770 schrijft ook: bij de Wolga heet de roodmus ook tschetschewiza, dat is: lenticularia (I-587). Latijn lens was de linze. Linze? Russisch voor linze is tsjetsjevitsa, dat gaf het misverstand (dacht Pallas aan róde linzen?).

En dan was er nog Friedrich von Kittlitz, die in de zomer van 1828 onderzoek deed op Kamtsjatka. In ‘Denkwürdigkeiten einer Reise’ van 1858 schrijft hij dat men de roodmus daar “Tschewitscha widäl!” hoorde zingen: ‘Ik heb de tschewitscha gezien!’ (p.38). Dit lijkt op tschetschewiza van hierboven, wat tegenwoordig tsjetsjevitsa is, de Russische naam voor de roodmus, maar dat zou inhouden dat de vogel zichzelf had gezien .. het was de tsjavutsja, nu Oncorhynchus tshawytscha, een zalm die op Kamtsjatka een belangrijke voedselbron was (tsjavutsja is waarschijnlijk een Itelmeens woord, de etymologie is onbekend). De vogel arriveerde iets eerder en zijn zang kondigde dan zowel de komst van de vis als de komst van de lente aan - misschien dacht men dat de vogel de vis onderweg had gezien.

Von Kittlitz noemt níet de vogelnaam, tsjetsjevitsa, maar die zal men ook niet hebben gekend, Kamtsjatka en de Wolga liggen nogal een eind uit elkaar. Waarschijnlijk gaf ‘Tschewitscha widäl’ het ‘wíeje-wu wíeja’ van de roodmus weer, ingevuld met de vis waarnaar men verlangde en met Russisch (ja) videl: (ik) zag. Snow 1998 noemt de zang “clear, short, melodious, attractive”, geeft ook de notaties tsitsewitsa en ste-weedye-vyu .. En ook tsjetsjevitsa lijkt dan een klanknabootsing .. Voor “Tschewitscha widäl!” trouwens vergelijk het rond Moskou opgetekende “Vitjoe videl?”, ‘Vitja gezien?’ (‘heb je Vitja gezien?’, Vitja is een koosvormpje bij Viktor).

Pallas zegt bij de roodmus niets over een zalm, laat staan over een vis bij Aristoteles, en in 1764 gebruíkte hij erythrinus al, in fringilla erythrina, rode vink, voor de tijgervink. Beide vogels waren voor hem gewoon rood.

-

Enkele andere namen voor de roodmus (de codes zie op Home):

(U) Engels rosefinch en common rosefinch, worden gebruikt naast scarlet rosefinch: scharlakenrode roosvink. De officiële Duitse naam is karmingimpel, goudvink die karmijnrood is, gimpel is de goudvink, zie bij pyrrhula pyrrhula. De officiële Finse naam is punavarpunen: rode mus (varpunen betekent mus).

(V) Noors ural-pap: Oeral-goudvink, in Schaanning 1913/1914, ‘Norsk fugle-register’, pap waarschijnlijk door Noors dompap, ontleend aan Duits dompfaff: dompriester, ook voor deze zie bij pyrrhula pyrrhula. Vanaf 1800 breidt de vogel zich westwaarts uit, hij broedt nu ook in Nederland en Snow 1998 schrijft dat op de Lofoten zingende mannetjes waargenomen zijn. Schaanning gaf de oude stand: één waarneming in Noorwegen, en broeden in Finland, ‘maar het is vooral een vogel van Noordoost-Europa en Siberië’, vandaar dat hij kiest voor ural-pap (een Noorse naam was er nog niet, de huidige Noorse is rosenfink). In 1803, in zijn ‘Nouveau Dictionnaire’, deelt Sonnini de roodmus in bij de Kardinalen en heeft hem door Pallas als “Le petit Cardinal du Volga” (p.346), kardinaal voor het rode.

(?) Engels tooty finch, in Latham 1823, teruggaand op tuti, een naam in India. ‘Brehms Thierleben’ 1876-1879 noemt de roodmus de tuti van de Hindoes. Latham had: “called by the natives of Bengal, Tooty” (p.70). Geen uitleg van de naam. De roodmus komt er wel vóór, overwintert in het zuiden van Azië, onder andere in India.