Mannetje vink. Photo credit: jd.echenard on VisualHunt.com / CC BY-NC-SA
Fringilla Linnaeus 1758
Voor de vink hadden de Romeinen fringuellus, fringuillus, fringillus, en bij die laatste als vrouwelijke vorm fringilla. De identificatie is onder andere gebaseerd op het feit dat Romeinse schrijvers fringilla gelijk stelden aan Grieks spinos, spinnos, vrij zeker namen voor de vink, soms ook wel voor andere kleine vogels gebruikt. Varianten ervan waren spiza, spingos, spinthia. Zoveel varianten duidt erop dat de naam veel gebruikt werd en erg bekend was. Thompson 1936 schrijft trouwens dat er in Griekenland voor de vink ook nu nog spinos is. En in Italië heeft men voor de vink onder andere fringuello, terwijl men in Zuid-Italiaans Calabrië, waar lang geleden Grieken woonden, nog spinso en spinzu heeft. Voor spinos zie ook bij spinus spinus.
De namen zullen verklankingen zijn van het luide pink-pink, fink-fink, twink-twink, tsjink-tsjink, zoals ook Nederlands vink dat is, of Bretons pint, Frans pinson, Zweeds kvint, Bulgaars tsjinka, enzovoort. Chantraine 1968 veronderstelt voor de Griekse namen een klanknabootsende wortel *sping-. André 1967 denkt voor fringilla aan een klanknabootsend *fring-, en vergelijkt met klanknabootsende werkwoorden, onder andere Latijn fringuttire: tjilpen, babbelen, zingen. De Romeinen zelf dachten aan iets heel anders: de fringilla heet zo “quod frigore cantet”, omdat hij in de winter zingt (Latijn frigus: de kou, de winter). Belon 1555 en Gesner 1555 schreven het ook nog. En in het Nederlandse Middeleeuws Latijn stond het in 1477 nog bij frigilla: “eyn vogel die van kelden synget”, waarbij 'van' zelfs suggereert dat hij dóór de kelde zingt.