Een geschiedenis van de ornithologie in vogelvlucht.
In zeven stappen een kapstok die een snel overzicht biedt, inclusief de belangrijkste hoofdpersonen. Voor méér over deze schrijvers zie de Literatuur.
Aristoteles, Griekenland, 384-322 voor Christus. Hij is de eerste waarvan een verhandeling over de vogels overgeleverd is. De ornithologie begínt daardoor bij hem en diverse wetenschappelijke namen gaan op hem terug. Het aantal soorten dat hij kent is nog klein: ongeveer 160. Bij elke volgende stap in de ornithologie worden het er meer.
Plinius, Rome, vlak na Christus. Hij neemt veel over van Aristoteles, is minder helder dan deze en vermengt zijn teksten met bijgeloof. Maar hij heeft ook nieuwe dingen. Tot ver in de Middeleeuwen is hij de grote ornitholoog, Aristoteles leert men vrij laat kennen.
Middeleeuwen. De vogelkunde is vol van christelijke interpretaties van vogels en hun gedrag, staat daardoor vele eeuwen stil. Wel is er een kleine explosie in de 13e eeuw: Van Cantimpré ±1240, Frederik II ±1246, Albertus ±1260.
De échte explosie is na 1500, na de Renaissance en de uitvinding van de boekdrukkunst. Vier groten treden aan: Turner 1544, Belon 1555, Gesner 1555, Aldrovandi 1599-1603. Ze willen wetenschap, geen fabels. Je zou kunnen zeggen dat de ornithologie nu écht begint. In mijn artikelen komen de vier voortdurend voor.
Willughby 1676 en Ray 1678 (ze hóren bij elkaar). Bij de ‘eerste golf’ had Belon al een zinnige indeling van de soorten, Willughby en Ray geven een al bijna moderne, waardoor sommigen hen (onterecht) als de grondleggers van de ornithologie zien. Ná Willughby en Ray, maar nog vóór Linnaeus 1758, is er nog een reeks mindere maar wel belangrijke ornithologische goden, onder andere Albin 1731-1738, Catesby 1731-1743, Frisch 1733-1763 en Edwards 1743-1764. De ornithologie bloeit.
Linnaeus 1758. Voor het belang van hem zie de Inleiding, het jaar 1758. In dezelfde tijd is er Brisson 1760, die minder belangrijk werd dan hij in potentie was. En dan is er Buffon 1770-1783, in die tijd in zekere zin de grootste: hij geeft levendige beschrijvingen, onder andere van het gedrag van vogels (Linnaeus en Brisson waren systematici, Linnaeus deels wel veldornitholoog).
De ornithologie is nu een volwaardige wetenschap en publicaties volgen elkaar in hoog tempo op: Pennant 1761-1787, Pallas 1771-1831, Latham 1781-1790, Bechstein 1791-1802, Vieillot 1807-1822, Temminck 1815-1840, Nilsson 1817-1858, Naumann 1820-1844, Brehm 1820-1861, Boie 1822-1831, Bonaparte 1828-1855, Yarrell 1830-1843. En vele anderen. De schrijvers die hierná nog komen (en elk jaar zijn het er meer) komen in mijn artikelen vrijwel niet voor, omdat de meeste wetenschappelijke namen voor de vogels van Europa al gegeven zijn.