Photo credit: madrones via Visualhunt / CC BY-ND
Phasianus colchicus Linnaeus 1758. Eng. pheasant. Ned. fazant.
Phasianus is Latijn phasianus, eigenlijk avis phasiana - uit Grieks phasianos, eigenlijk ornis phasianos, vogel van de Phasis. De Phasis was een rivier in het laagland van huidig Georgië, nu de Rioni. Het verhaal is dat Grieken die zich rond de 7e eeuw voor Christus daar vestigden, de vogels leerden kennen en er later mee naar huis namen - rond 400 voor Christus zit de fazant in ieder geval in Griekenland.
De Phasis liep door het oude koninkrijk Kolcha, vandaar colchicus. Het koninkrijk was genoemd naar de Kolchii die er woonden en er goud wonnen, onder andere uit de Rioni. In de rivieren legden ze schapenvellen, waaraan de goudkorrels vastplakten. Mogelijk was dit het Gulden Vlies, uit een ánder verhaal, over de tocht van Jason en de Argonauten.
Arnott 2007 schrijft dat de domesticatie van de fazant na het jaar nul Rome bereikt, daarna de verder weg liggende delen van het Romeinse Rijk. Fazanten-oppassers heetten er phasianarii. Romeinse keizers hádden graag fazanten, zoals later ook de Europese adel: vanwege de prachtige kleuren, maar wellicht vooral vanwege de lekkere ‘bout’. De vogels waren duur en kwamen alleen bij de rijken op tafel. Houttuyn 1763 schrijft het nog: “komen zelden dan op Vorstelyke Tafelen” (p.387).
Vanuit de provincies van het Romeinse Rijk kwam de fazant in de rest van Europa terecht. Inclusief phasianus, een naam die in een groot aantal variaties overal dé naam wordt voor de nieuwe, opvallende soort (hij kreeg ook niet veel ándere namen en waarschijnlijk daardoor moest Linnaeus voor zijn twééde naam ergens iets vandaan halen: colchicus, bij gebrek aan beter). De vogels verspreidden zich waarschijnlijk voor een deel op eigen kracht - bijvoorbeeld vanuit Griekenland de Balkan op - maar het gebeurde vooral door fokken en uitzetten: de fazant werd een vogel om op te jagen (“it satisfactorily tests the hardihood and skill of the hunter”).
Inmiddels zijn nog méér fazanten in Europa terechtgekomen: de goudfazant, chrysolophus pictus, en de lady-amherst-fazant, chrysolophus amherstiae. En in de loop van de eeuwen is door vermenging met andere ondersoorten colchicus niet meer de zuivere (onder)soort. In Georgië komt de oorspronkelijke nog voor.
-
Enkele andere namen voor de fazant (de codes zie op Home):
(U) Noord-Amerikaans ring-necked pheasant. In Europa zie je meestal colchicus, de fazant zonder witte nekring, in Noord-Amerika kwam deze in 1790 óók terecht, maar in 1857 ook de Chinese ondersoort torquatus, ‘met halsband’ (Latijn torquis: halsband), en inmiddels is deze er dominant. De fazant telt een groot aantal ondersoorten, bovendien vele mengvormen.
(G) Nederlands kok, misschien vooral een naam bij jagers, het is er een voor het plotselinge en harde ‘korrk-kok’ van de mannetjes, meestal gevolgd door vleugelgeklater. In Brabant en Vlaanderen is er coq, mogelijk met invloed van Frans coq: haan, in Engeland is er cock-up. Soms gebruikt men hierbij het werkwoord kokkeren, ‘kokkerend stoof de fazant op’, wordt ook bij andere vogels gebruikt. In Georgië heet de fazant khokholi: dat kon ook wel eens een klanknaam zijn.
(X) Nederlands jachtfazant, ‘fazant om op te jagen’, bij 'de fazantenjacht’. Duits jagdfasan. Frans faisan de chasse.