Photo credit: Åsa Berndtsson via Visual hunt / CC BY

Larus fuscus Linnaeus 1758. Eng. lesser black-backed gull. Ned. kleine mantelmeeuw.

Latijn fuscus betekende donker, donkerbruin, zwartachtig. Linnaeus bedoelde donker/donkergrijs. Hij kent de vogel van zijn leermeester Olof Rudbeck (1660-1740), de eerste die hem heeft. Rudbeck ziet hem in 1695 bij de plaats Kalix in Zweeds Lapland en maakt tekeningen van een adult en een juveniel. Die adult lijkt het meest de huidige ondersoort fuscus, die er voorkomt. Bij die ondersoort is de bovenzijde iets minder zwart dan bij de gróte mantelmeeuw, bij de ondersoort intermedius varieert hij van leizwart tot leigrijs, bij graellsii is hij leigrijs.

Op zijn latere colleges noemt Rudbeck de adult niet larus niger, zwarte meeuw, maar larus cinereo-niger, zwartgrijze meeuw. De student Linnaeus schrijft dat op. In 1741 noemt hij de bovenzijde vervolgens mörkgrå, Zweeds voor donkergrijs, en in 1758 heeft hij: “Larus albus, dorso fusco”, ‘Witte meeuw, met een donkere rug’ (p.136). Voor de gróte mantelmeeuw, larus marinus, heeft hij: “Larus albus, dorso nigro”, een zwárte rug.

Voor wie de kleine mantelmeeuw in de leigrijze versie kent, kan fuscus verwarrend zijn. Maar het kan nog erger. Houttuyn 1763, die waarschijnlijk niet goed begreep wat Linnaeus bedoelde, vertaalt “Larus albus, dorso fusco” met: “Meeuw, die wit is met een bruine Rug” (p.147). En de Fransen hebben als hun naam voor de kleine mantelmeeuw goéland brun: bruine meeuw, waarschijnlijk ook een vertaling. Svensson 2010 noemt de bovenzijde van de ondersoort fuscus 'geheel (bruin)zwart', en 'brun' zóu dan kunnen, maar de Fransen hebben de ondersoort graellsii.

-

Enkele andere namen voor de kleine mantelmeeuw (de codes zie op Home):

(U) N kleine mantelmeeuw, omdat hij kleiner is dan de grote mantelmeeuw. Beide vogels hebben een donkere mantel (in de huidige ornithologie is de mantel de bovenrug, het zou logischer zijn er de hele rug plus de bovenkant van de vleugels mee te bedoelen, vooral bij de staande vogel geven deze, wanneer ze van dezelfde kleur zijn, het effect van een mantel; heel wat mensen vatten mantel waarschijnlijk ook zo óp). Eerder, bij Houttuyn 1763, was met mantelmeeuw zonder meer, de gróte mantelmeeuw bedoeld (er is een redelijke kans dat Houttuyn mantel hier in de brede betekenis gebruikte). Toen later de kleine steeds meer voorkwam, en kleine mantelmeeuw ging heten, moest vanwege de logica de grote grote mantelmeeuw gaan heten (de kleine broedt sinds 1926 in Nederland, de grote sinds 1993, maar was al veel langer bekend, wellicht primair bij zeevarenden) (Nozeman 1829: aan onze kusten is er nóg een "insgelijks met eenen Mantel van zwarte Vederen versierd", deze is kleiner en vertoont zich alleen in de herfst; hier zie je mantel nog duidelijker in de brede betekenis, er kan bezwaarlijk alleen de bovenrug mee zijn bedoeld). In Duitsland was het trouwens ook zo: men had mantelmöwe en kleine mantelmöwe (de grote heet er nog steeds zo, de kleine heet nu heringsmöwe). Buffon 1770-1783 kende net als Houttuyn alleen de grote, had daarvoor als Franse naam goéland à manteau noir, en bij de tekening noir manteau (en bij hem is in de tekst de mantel nóg explicieter dan bij Nozeman het zwarte van rug en vleugels). De mantel van de twee viel op, omdat de andere bekende meeuwen een asgrijze hadden.

(U) Noors gulføtting: onder andere door de gele poten is de kleine mantelmeeuw te onderscheiden van de grote mantelmeeuw, in het adulte kleed althans.

(G) Duits heringsmöwe: de kleine mantelmeeuw eet wél vis, véél vis, in tegenstelling tot de zilvermeeuw, waarvoor de Engelsen herring gull hebben, zie aldaar.

(G) Russisch kloesja, is ook een naam voor een broedende kip, en taalkundigen vergelijken ook met Litouws klukštė: kakelen (en vergelijk dan ook Nederlands kloek: kip met kuikens). Je kunt denken aan ‘zo groot als een kip’, of aan de eieren die men van ze raapte (vergelijk de bijnamen die larus argentatus kreeg), maar Russische etymologen zien er een klanknaam in. In hun geluiden kun je gekakel horen (ook in die van enkele andere meeuwen trouwens). Pajevski 2018: misschien nog beter valt te verbinden met Russisch klukat’: roepen, schreeuwen.