J. G. Keulemans. Photo credit: BioDivLibrary via Visual Hunt / CC BY
Oriolus oriolus (Linnaeus 1758: Coracias oriolus). Eng. golden oriole. Ned. wielewaal.
Oriolus is een latinisering van Oudfrans oriol, wat de wielewaal was (verandert later in loriot, wat de huidige Franse naam is). Bij Van Cantimpré ±1240 staat de latinisering voor het eerst, en van de naam denkt hij dat het een klanknabootsing is: “Orioli aves sunt [...] a sono vocis sic dicte vulgariter” (p.219), wat later, bij Van Maerlant ±1266, als volgt staat: “Oriolus es een voghel, ghenoemt na den sanghe die van hem coemt” (versregels 2873-2874). Gesner 1555 weet het niet: oriolus “sive a sono vocis [...] sive ab aureo colore”, óf voor het geluid, of voor de gouden kleur (p.684).
Coomans 1947: “Onzes inziens is oriolus een onomatopée” (p.5). Wember 2007: een “lautmalendes Wort” (p.182). Men raakte in de war door pirol, de Duitse naam, die sterk líjkt op oriol. Van pirol neemt men aan dat het een klanknabootsing is, teruggaand op piro, oorspronkelijk pruoder piro (broeder Piro), bij Von Megenberg ±1350: “wir haizen in ze däutsch pruoder Piro nâch seiner Stimm” (p.216). De wielewaal is beroemd om zijn fluitend du-dli-jo, whie-de-lio, vergelijk het Nederlandse liedje met de bekende regel ‘dudeljoo klinkt zijn lied’. Als andere dichterlijke vormen zijn er Duits bier-hohler, Vlaams piet plawio, Achterhoeks pietje van ruurlo, enzovoort. Er is een hele reeks.
Oudfrans oriol ziet men via Oudprovençaals auriol teruggaan op Latijn aureolus: ‘van goud’ (Latijn aurum: goud). Aureolus veranderde waarschijnlijk in een vogelnaam *aureolus: de vergulde. Regionale namen in Italië doen dat denken, bijvoorbeeld Siciliaans auriolu. Oudfrans oriol kon een klanknabootsing lijken, maar oriol/auriol/*aureolus past niet goed genoeg bij het du-dli-jo, whie-de-lio: O en AU geven het begingeluid niet goed weer, en L en O zouden van plaats gewisseld moeten zijn (*orlio zou al beter passen, op de eerste O na dan). Bij klanknabootsingen moet je met ‘logica’ voorzichtig zijn, maar waarschijnlijk was het dan toch: oriolus ‘vogel van goud’, pirol ‘vogel die piro roept’.
De oudste namen voor de wielewaal zijn geel: Grieks chlorion, uit chloros: geelgroen, en Latijn galbulus, uit galbus: geel, maar uit te sluiten is niet dat zeer oude klanknabootsingen niet opgetekend zijn.
-
Enkele andere namen voor de wielewaal (de codes zie op Home):
(U) Limburgs paradijsmus en Duits gottesvogel, waarschijnlijk omdat men onder de indruk was van het tropisch aandoende mooie geel, gottesvogel gaf men ook aan een van de paradijsvogels. Voor het geel kreeg de wielewaal in Europa een enorm aantal namen.
(G) Vlaams doedeljoe is letterlijk het ‘dudeljoo’ van hogerop, in Vlaams koekeliereloe zit het geluid op een andere manier (er lijkt gerijmd te zijn). Officieel Italiaans rigogolo wordt door sommigen als een klanknabootsing gezien, door anderen als ontstaan uit *aurigalbulus, waarin goud zou zitten (aurum) plus hogerop genoemd galbulus, en dan zou het een naam zijn voor de kleur. Pools wilija en fjifjółka worden in een Poolse bron klanknabootsingen genoemd, wilija hoort ongetwijfeld bij officieel Pools wilga, zie hieronder bij wielewaal. Voor het fluitende karakter van het ‘dudeljoo’ is er Roemeens fluieroiu: de fluitende, kortom: fluiter.
(V) N wielewaal. De naam gaat terug op Middelnederlands wedewale, waarin men, zoals ook in de vergelijkbare Duitse en Engelse vormen, een Westgermaans *widuwalo ziet, widu: hout, bos, maar door een rijmende beweging werd het wielewaal, waardoor men makkelijk aan een klanknabootsing denkt. In -walo wordt vaak wél de zang gezien, al is de etymologie omstreden. Onder andere is verbonden met Tsjechisch volati: roepen, en met Germaans galan: zingen, wat ook in nachtegaal zit, zie bij het genus luscinia - en de hele naam betekent dan: ‘die in het hout zingt’ (nachtegaal is: ‘die in de nacht zingt’). Anderen zien verwantschap met officieel Pools wilga, Russisch ivolga, en Lets vālodze, Litouws volungė, mogelijk klanknábootsingen (niet van een werkwoord dan). De Poolse en de Russische naam zijn ook verbonden met iva: de wilg, maar de wielewaal zit zelden in een wilg (vaak wel in een populier) (wilg en wilga lijken trouwens alleen maar toevallig op elkaar). En dan is er nog Vlaams populierelouw, populier lijkt hier ‘gefuseerd’ met lierelouw, een naam voor de zang (er is een Vlaams werkwoord lierelouwen, waarbij als een voorbeeld de zang van de nachtegaal gegeven wordt).
(V) Twents hennik van ’t eekenloof: Hendrik van het eikenloof, waarin Hendrik mogelijk voor het parmantige staat, het eikenloof zit er (zegt men in Twente) omdat de vogel arriveert als de eiken net in het blad zitten. Duits pfingstvogel, naar men zei omdat hij láát arriveert: rond Pinksteren. Naumann 1822 verbindt met Duitse bierfeesten: “zu Pfingsten feiert der Landmann [...] seine beliebten Pfingstgelage, wobei Bier die Hauptsache ist, und um diese Zeit läßt sich der Vogel am meisten hören” (p.177). Het ‘dudeljoo’ berijmde men tot “Pfingsten Bier hol’n, aussaufen, mehr hol’n”. In Duitsland ontstonden vele namen waarin bier zit: het lijkt erop dat Naumann bedoelde dat ze te relateren zijn aan hogerop besproken piro, een naam die het woord bier natuurlijk makkelijk oproept. Naam, feestgelag en tijd van het jaar raakten met elkaar verstrengeld.