Photo credit: janwillemsen via Visualhunt.com / CC BY-NC-SA

Anas Linnaeus 1758

Taalkundigen achten Latijn anas verwant met Nederlands eend en andere Germaanse vormen, met Russisch oetka en andere Slavische vormen, met Grieks netta en nessa, en met Litouws ántisAl deze namen betekenen eend. Kluge 1967 opperde een Indogermaanse wortel *nt-. Doordat de mens de eenden al duizenden jaren kent, is de naam waarschijnlijk erg oud, en kreeg je de breedte aan variatie, maar geldt ook dat achterhalen van de oorspronkelijke betekenis niet makkelijk is. Ernout 1959 verwees bij anas heel voorzichtig naar Latijn nare: drijven, zwemmen, wat een herkenbare betekenis zou opleveren. Anderen hielden zich op de vlakte. Huidige etymologen van ‘The Leiden Indo-European Etymological Dictionary Series’ herleiden tot een Indogermaans *h2enh2-ti- (De Vaan 2008), *h2enH-t- (Beekes 2010), *h2enh2-t (Kroonen 2013). Het genoemde *nt- is hierin te herkennen. Een betekenis van de oernaam opperen zij echter niet. Wel tekent Beekes aan dat nessa niet goed in de groep past: ‘hoort misschien bij de wortel van Grieks necho: zwemmen?’ Maar eend en anas enzovoort zijn dan onverklaard.

Gehoord het kwaken en snateren van eenden kán de oernaam natuurlijk een klanknaam zijn geweest. Zoals ook gans dat was, zie bij het genus anser.

-

Enkele andere algemene namen voor de eenden (de codes zie op Home):

(G) Engels duck, gaat terug op Oudengels dûcan: duiken, en betekent dan 'duiker'. Was van oorsprong dan een naam voor een van de duikeenden? Volgens Kitson 1998 wel, 'waarschijnlijk vooral voor de tafeleend', aythya ferina, “the diving duck that is resident all the year round”, in Engeland (p.20); de kuifeend tegenwoordig ook, maar vroeger niet. Men had in die tijd trouwens ook ‘eend’, Oudengels ened, verwant met anas enzovoort, maar duck ‘won’, doordat ened veranderde in ende (vergelijk Duits ente), wat qua uitspraak gelijk was aan ‘end’, einde. Volgens Kitson bedoelde men met ened vooral de wilde eend, anas platyrhynchos, die in veel gebieden altijd dé eend was.

(G) Nederlands zwemeend en duikeend. Men deelt de Eenden meestal in groepen in, in Zwemeenden en Duikeenden, met als derde de Zaagbekken, en met soms ook nog een groep Overige eenden (auteurs verschillen hierin). De Zwemeenden worden ook Grondeleenden genoemd, hoewel grondelen (in het water op de kop staand iets eetbaars zoeken) niet het enige is wat ze doen: ze grazen ook, of zoeken óp het water naar voedsel. Duikeenden duiken.

(G) Frans canard: eend, een voortzetting van Oudfrans quanart (13e eeuw), een naam die voortkwam uit klanknabootsend caner: kakelen, opgetekend in 1204 (-art is een achtervoegsel). Het lijkt vooral een naam te zijn geweest voor de wilde eend, vergelijk Oudengels ened hogerop. Het mannetje ervan was de malard - zie verder bij Engels mallard voor de wilde eend - het vrouwtje, de echte kwaker of kakelaar, was de canard - wat later de algeméne naam wordt en 'eend' gaat betekenen (en het vrouwtje zelf wordt dan, met een afgeleid woord, cane). Mannetjes- en vrouwtjeseenden verschillen nogal van kleed, en ‘dus’ zie je het onderscheid ook in Nederland: woerd voor het mannetje, eend voor het vrouwtje (maar is ook hier: een algemene naam). In Engeland zit het ook: drake het mannetje, duck het vrouwtje (maar ook: een algemene naam). Toen men eenden ging 'houden', in het bijzonder de wilde eend, lag het waarschijnlijk al gauw voor de hand mannetje en vrouwtje een eigen naam te geven.