Photo credit: f_snarfel on Visual Hunt / CC BY-NC

Recurvirostra Linnaeus 1758

De kruisbek heet voor zijn gekromde snavel curvirostra, zie bij loxia curvirostra, de kluut zit in recurvirostra - recurvus: omgekromd, achterovergebogen (Latijn curvus: krom, gebogen, Latijn rostrum: snavel). Gesner 1555 gáf recurvirostra, bedoelde waarschijnlijk ‘de achterovergesnavelde’, vrij vertaald krombek. De vorm -rostra is waarschijnlijk ook van hem (ze veronderstelt een Modern Latijn -roster: gesnaveld).

Gesner is de eerste die de kluut beschrijft. Hij ziet hem bij Ferrara, in de Po-vlakte, noemt hem, bij gebrek aan een Duitse of een andere naam, avosetta. ‘Bij Ferrara noemen ze hem avosetta, ik weet niet waarom, maar vanwege de naar boven gekromde snavel hebben ze ook beccostorta en beccoroëlla’ - beccostorta betekent krombek, maar storta is ook sabel. In ‘Icones avium omnium’ van 1555, een ‘platenboek’ bij zijn “De Avium Natura” van 1555, stelt hij een Duits überschnabel voor, “darumb daß er den schnabel über sich bügt”, én geeft recurvirostra, waarschijnlijk geënt op beccostorta: “Recurvirostra vocari poterit haec avis, donec aliud aptius nomen inveniatur”, ‘Deze vogel kan recurvirostra worden genoemd, tot iemand een geschiktere naam bedenkt’ (p.93). Dat is nooit gebeurd.

Een naar boven gekromde snavel komt niet veel voor. Linnaeus heeft in het genus ook maar één soort (in 1746 had hij er nog twee, zie bij de rosse grutto, limosa lapponica). Diverse Europese vogels hebben naar beneden gekromde snavels, enkele hebben ópgewipte snavels, alleen de kluut heeft een achteróvergebogen snavel. Het maakte indruk: er is al een Egyptische afbeelding van de vogel (en een naam: dms, etymologie onbekend) (de Grieken hadden er mogelijk helorios voor, zie bij het genus calidris). De snavel lijkt wat op de gebogen els van een schoenmaker, wat namen gaf, zo Deens skomager: schoenmaker. Ook past de officiële Duitse naam säbelschnäbler, sabelsnavelaar: ook een sabel is aan de punt gebogen, bovendien gaat een voedselzoekende kluut met de snavel ‘sabelend’ (maaiend) door water en slik. In Friesland bedacht men omkearde wylpebek: omgekeerde wulpsnavel.