Tekening Catesby 1731-1743, met kenmerken van twee Noord-Amerikaanse nachtzwaluwen. Photo credit: BioDivLibrary via VisualHunt.com / CC BY

Caprimulgus Linnaeus 1758

De Romeinen hadden een vogel die ze caprimulgus noemden. De naam betekende: geitenmelker (Latijn capra: geit, mulgere: melken). Ze entten de naam op Grieks aigothelas: geitenzuiger (Grieks aix: geit, thelazo: zogen, zuigen). Later wordt het Italiaans succiacapre, Frans tette-chèvre, Duits gaizmelk in Von Megenberg ±1350, Nederlands geitenmelker, Engels goat sucker, Russisch kozodoj, enzovoort, alle betekenen geitenmelker of geitenzuiger, en alle zijn namen voor de nachtzwaluw, caprimulgus europaeus. Een oude naam daarvoor was ook muscicapa, zie bij het genus muscicapa.

Thompson 1936 zag in aigothelas de verbastering van een oudere naam, maar door de verbastering ontstond dan wel het beroemde verhaal over het melken. In de avondschemering drong de vogel stallen binnen en molk de geiten. Houttuyn 1763: men zegt dat zij “des nagts, steelswyze, in de Stallen komende, de Geiten aan de Uijers gaan zitten, om er Melk uit te zuigen; ‘t welk zy zo vinnig zouden doen, dat de Uijer daar van sterve en de Geit blind worde” (p.618). Het gaat terug op Aristoteles. De aigothelas was bij hem: een vogel, iets groter dan de merel, kleiner dan de koekoek, leeft in de bergen, ziet ‘s nachts beter dan overdag, legt twee hooguit drie eieren, vliegt op geiten af en zuigt aan hun uiers, ‘vandaar zijn naam’. Die bergen: volgens Handrinos 1997 leeft de nachtzwaluw in Griekenland niet alleen in het laagland, maar ook op “high-altitude stony pasture”, “commonest on dry, stony hills” (p.207).

Buffon 1770-1783 is een van de eersten die het verhaal betwijfelt. Hij haalde bijgeloof graag onderuit. Hier schrijft hij: ‘het is net zo moeilijk om bij een vogel een geitenmelkersinstinct te veronderstellen als bij een geit de welwillendheid zich te laten melken door een vogel’. Bij het ontstaan van het verhaal kunnen diverse dingen een rol hebben gespeeld. (1) De nachtzwaluw is een van de geheimzinnigste vogels van Europa, overdag is hij door de schutkleur nauwelijks te vinden, ‘s avonds en ’s nachts heeft hij merkwaardige geluiden, hard tegen elkaar klappende vleugels en een spookachtige manier van vliegen, allemaal materiaal voor onze angst, en dan ook voor ons bijgeloof. (2) Men zag ze waarschijnlijk rond de geiten die men ‘s avonds naar huis dreef, en/of rond de stallen waar men de geiten mólk: de lopende geiten schrikken insecten op en bij de stallen ligt insecten aantrekkende mest, en de nachtzwaluw lééft van insecten. (3) Bij de enorme omvang van de geopende snavel, die zo geschikt is om vliegend die insecten te vangen, kon je makkelijk denken dat ze ook wel uiers aankonden.