Photo credit: orientalizing on VisualHunt / CC BY-NC-ND
Pastor Temminck 1815
Tot voor kort zat de roze spreeuw, pastor roseus, in het genus sturnus, spreeuw. Een studie uit 2008 maakte duidelijk dat hij om biologische en taxonomische redenen binnen de Sturnidae een eigen genus zou moeten hebben, en pastor bleek het oudste beschikbare te zijn. Voor Temminck echter telde iets heel anders. Hoewel: met mate.
Latijn pastor was herder, pascere betekende weiden, laten grazen, vee houden. Net als de gewone spreeuw, sturnus vulgaris, zit de roze om aan insecten te komen graag op de ruggen van vee, zodat men kan denken dat hij dit ‘herdert’. Temminck had de gewone spreeuw in het genus sturnus, en met pastor creëert hij een verschil. Maar het is relatief, vond hij blijkbaar: ‘Nog trouwer' dan de spreeuw volgen de vogels in dit genus het vee - waarbij dan ook nog onduidelijk is waarop hij het verschil precies baseert. Wel schrijft hij het nóg eens: vooral de roze spreeuw ‘zet zich op hun rug, om zich te voeden met “pous de bois [teken] et des taons [horzels]” (p.83). Die ruggen (hij wist dat niet zelf) lijkt hij te hebben uit 'Histoire Naturelle des Oiseaux d’Afrique' (1796-1808) van François Levaillant. In deel II schreef deze: ik vond in hun magen veel “poux de bois” (bij Temminck pous), die ze, “étant posés sur le dos des bestiaux”, ‘gezeten op de rug van het vee’, uit hun huid halen (p.320).
Omdat er kritiek kwam op het genus van Temminck, en omdat andere voorgestelde genera "ill-constructed" waren, zet Macgillivray de roze spreeuw in 1837, in 'A history of British birds' (I-612), in het genus thremmaphilus: vriend van het vee, zoals hij het zelf omschrijft. Als Engels equivalent geeft hij cow-bird.
Gele en witte kwikstaart zag men ook herderen, zie bij motacilla flava, en in het Italiaans sprekende deel van Zwitserland was er daardoor voor de witte kwikstaart: pasturella.