Audubon. Photo credit: Free Public Domain Illustrations by rawpixel on Visualhunt.com / CC BY

Gelochelidon nilotica (Gmelin 1789: Sterna nilotica). Eng. gull-billed tern. Ned. lachstern.

Sterna nilotica was een naam bij Hasselquist 1757, die in de jaren 1749-1752 door Egypte, Palestina en Syrië reist. Gmelin heeft zijn informatie van hem. In het reisverslag beschreef Hasselquist allerlei soorten, een deel ervan was nieuw. Bij sterna nilotica schreef hij: “Deze Vogel woont aan den Nyl” (Hasselquist 1771, de Nederlandse vertaling, p.83). Latijn Nilus: de Nijl.

Ook schreef hij dat begin januari grote aantallen arriveerden ‘aan de vaart van Trajanus’, voorbij Cairo. Langs het Egyptische deel van de Nijl zijn lachsterns te zien op de trek, en langs sommige delen ervan overwinteren er (broeden doen ze er niet). Over de waarde van geografische aanduidingen in vogelnamen zie onder andere bij sterna sandvicensis.

Uit de beschrijving bleek dat het een stern was. Als nadere kenmerken had hij: de grootte van een duif, de snavel recht en zwart, kop en hals van boven asgrijs (met zwartachtige vlekjes), de poten vleeskleurig, de nagels zwart. Dat leek een lachstern in winterkleed, vergelijk zijn ‘januari’, de lachstern heeft dan donkere vlekjes bij de ogen. De foute kleur van de poten verklaarde men uit de verblekende kleuren van een vogel die dood is. Hasselquist schreef ook dat de vogel naast visjes insecten at en de lachstern doet dat.

-

Enkele andere namen voor de lachstern (de codes zie op Home):

(U) E gull-billed tern, en Russisch tsjajkonosaja kratsjka, een naam die hetzelfde betekent (kratsjka: stern, tsjajka: meeuw, nos: neus, ook snavel). De lachstern heeft een dikke snavel, een ‘meeuwensnavel’, heel anders dan de ranke snavels van de ongeveer even grote andere sterns. Is qua lijf ook zwaarder dan deze.

(G) Texels kaugek? Zie bij de grote stern, sterna sandvicensis.

(G) Duits spinnenmeerschwalbe: spinnenstern, voor de insecten waarop ze in de lucht jacht maken.

(V) Duits ackerseeschwalbe: akkerstern ('akkerzeezwaluw'). “Will follow plough”, schrijft Snow 1998 (p.765), de lachstern foerageert meer boven land dan boven water. De twee Duitse namen zijn uit de tijd dat er in Duitsland nog in diverse regio’s broedden. De jacht, het rapen van de eieren, en het temmen van enkele kleine rivieren, deden hen de das om (Wüst 1970, ‘Die Brutvögel Mitteleuropas’) (Snow geeft nog meer redenen - in het grootste deel van Europa is er sprake van achteruitgang, minder in het Zuiden wel).