Photo credit: wanderinggrrl via Visualhunt / CC BY-NC-SA
Streptopelia decaocto (Frivaldszky 1838: Columba decaocto). Eng. collared dove. Ned. turkse tortel.
Frivaldszky dacht dat hij een ondersoort beschreef, noemde de vogel: “Columba risoria, var. decaocto”. Columba risoria, letterlijk lachduif, was een soort bij Linnaeus 1758. Later bleek dit de gedomesticeerde vorm van de izabeltortel te zijn, een Afrikaanse soort. Beide lijken sterk op de turkse tortel.
Decaocto leek een latinisering te zijn van Grieks dekaokto: achttien (deka: tien, okto: acht) en één idee was daardoor dat Frivaldszky ‘de 18e variëteit van columba risoria’ bedoelde. Maar waar waren de 17 andere dan? Ook kon de naam te maken hebben met een verhaal uit de Griekse mythologie, over een dienstmeisje dat voor achttien geldstukken per jaar werken moest. Ze smeekte de goden de wereld dit te laten weten en zij schiepen een duif die alsmaar ‘dekaokto’ riep. Het verhaal lijkt een verklaring te willen geven voor het bestaan van een vogel die alsmaar zoiets roept. Bij diverse duiven zou dit kunnen passen. Vrij góed echter bij het roe-kóé-koe van de turkse tortel. Maar zat deze al in Griekenland? Men denkt dat de vogel zich vanuit India heeft verbreid en dat hij vóór 1500 waarschijnlijk nog níet in Griekenland zat (veroverde het grootste deel van Europa pas in de 20e eeuw). De lachduif, die men mogelijk in kooitjes had, zal het ook niet zijn geweest: in hun koe-krr-oe zit een sterk rollende R, die in dekaokto ontbreekt.
Was het misschien de koekoek? Belon 1555, die in Griekenland veel Griekse namen hoorde, schrijft: ‘de [oude] Grieken noemden de koekoek coccix, tegenwoordig noemen ze hem decocto’. Dat coccix is Grieks kokkux, zie bij de koekoek, cuculus canorus, en decocto is dan dekokto. Misschien was het een naam voor de dríedelige roep: naast het bekende kóé-koe heeft de koekoek bij opwinding een koe-kóé-koe (O in plaats van OE is niet vreemd, vergelijk Nederlands kockock van rond 1600). Een mogelijkheid is ook dat Belon al de turkse tortel hoorde, en dacht dat hij de koekoek hoorde. Een andere dat hij verkeerde informatie kreeg.
Gezien de mythe zou er een duíf tevoorschijn moeten komen. Als Frivaldszky de vergelijkbare driedelige roep van de turkse tortel kende, kan hij hebben gedacht dat dat de duif van het verhaal was. Maar één ding is dan nog steeds onduidelijk: als de turkse tortel nog niet bij de oude Grieken zat, welke duif zat er dan in hun verhaal?
Misschien was dat de zomertortel, streptopelia turtur. Desfayes 1998 vermeldt juist dáár dekaokto, als een klanknabootsing. Bij het dromerige toerr-toerr van de zomertortel past de naam niet goed, maar als een van diverse lokale Griekse varianten van de naam vermeldt hij gogochtoûra, en dan komen we méér in de buurt, en nóg meer met de variant dekoktoûris. Klopt dit, dan latiniseerde Frivaldsky niet ‘achttien’, maar een bestaande naam, en had Belon het bij het verkeerde eind.
-
Enkele andere namen voor de turkse tortel (de codes zie op Home):
(U) E collared dove, volgens Lockwood 1984 een verengelsing van de genusnaam streptopelia ('halsbandduif'), maar toen de turkse tortel Engeland veroverde werd collared dove de soortnaam. Koreaans yeomju bidulgi - bidulgi betekent duif, yeomju betekent rozenkrans - de rozenkrans is een gebedssnoer met kralen, in Europa rooms-katholiek, in Azië ook in boeddhisme en hindoeïsme gebruikt (heet dan mala).
(G) Brabants roekoe, Bulgaars goegoetka, enkele van de namen voor het roe-kóé-koe.
(V) N turkse tortel, mogelijk gevormd naar aanleiding van Duits türkentaube. Het Turkse zit er omdat men wist (of toen alleen nog maar aannam?) dat de soort uit Turkije naar Europa getrokken was, wat vooral na 1900 plaatsvond (hoewel er in Turkije nog ‘gaten’ waren, zo schrijft Snow 1998 dat Ankara pas na 1950 werd gekoloniseerd, en in Turkije waren ze óók niet inheems, India geldt als het thuisland). Dat in de Nederlandse naam tortel zit, in plaats van duif, kán zijn gekomen doordat de turkse tortel niet op Columba-soorten maar op de oude tortel(duif) leek, maar wellicht nog méér doordat de sterk gelijkende lachduif, zie bij streptopelia, eerder al in het genus turtur was geplaatst. Dit tortel gaf wel verwarring, zie zomertortel bij streptopelia turtur.
(V) Nederlands antenneduifje: de turkse tortel vestigde zich waar mensen woonden en zat dan ook wel eens op een dakantenne. Inmiddels zijn de antennes verdwenen, de duif is gebleven. Greenoak 1979, ‘All the birds of the air’, stelt vast dat er in Engeland geen volksnamen voor de soort zijn ontstaan en wijt dat aan de veldgidsen, die standaardnamen voorschrijven. Het effect van standaardnamen is ook dat wél bestaande volksnamen in vergetelheid raken.
(V) Tsjechisch hrdlička zahradní: tuintortel (zahradní is tuin). Voor hrdlička zie bij de zomertortel.